Waar bent u naar op zoek?

Christenen hebben een taak in de wereld

11-08-2016

Hoewel we als christenen in deze wereld niet thuishoren maar daar als vreemdeling vertoeven, hebben we een verantwoordelijkheid voor die wereld, stelt prof.dr. M.J. de Vries vast.

Zo roept de profeet Jeremia de ballingen op om te bidden voor de stad Babel en te zoeken wat tot haar vrede dient (Jer.29:7).

In de eerste Petrusbrief roept de apostel ertoe op om ervoor te zorgen dat ons gedrag voor onze omgeving geen aanleiding geeft voor het lasteren, maar juist voor het eren van God.

Algemene genade

Nu luistert het hier wel nauw. We kunnen snel in de verleiding komen om deze verantwoordelijkheid tot een doel in zichzelf te maken. Er zijn twee bekende theologen die zich in hun denken in die richting bewogen hebben.

Abraham Kuyper schreef over de algemene genade die God aan mensen geeft. Hierdoor zijn zij in staat goede dingen te ontwikkelen als kunst, wetenschap en techniek. Die genade is volgens hem weliswaar niet zaligmakend, maar toch niet onbelangrijk. Daardoor zijn we namelijk in staat deels te doen waartoe we in het paradijs geroepen waren, namelijk om te bouwen en te bewaren.

Dat klinkt wel mooi, maar doet toch niet geheel recht aan het gegeven dat die cultuurarbeid los van God uiteindelijk Zijn goedkeuring niet kan wegdragen. Het is ons inderdaad in Gods genade gegeven dat we na de zondeval niet ons verstand zijn kwijtgeraakt en aan de dieren gelijk zijn geworden. Zonder relatie met God is al die arbeid toch niet naar Zijn bedoeling. De Heidelbergse Catechismus merkt op (zondag 33, vr.&a.91) dat alleen uit een waar geloof werken voortkomen die werkelijk goed zijn.

Christelijke arbeid

De theoloog Klaas Schilder legde sterke nadruk op de waarde van de cultuurarbeid vanuit een ander perspectief. Hij zag in dat zonder geloof cultuurarbeid uiteindelijk geen waarde heeft. Hij stelde daartegenover dat de christen dus in feite de enige is die waardevolle cultuurarbeid kan verrichten. Hij is dus bij uitstek geroepen tot die arbeid.

Schilders gedachte gaat echter voorbij aan de gebrokenheid van dit bestaan en leidt tot de neiging om op te gaan in het bijdragen aan deze cultuur en de vreemdelingschap uit het oog te verliezen. In de woorden van mr. G. Holdijk: ‘Onze menselijke verantwoordelijkheid valt nimmer uit te schakelen, maar gehoorzaam onderzoek aan de Schriften, het gebed, en ten laatste het beraad van de ‘heiligen’ over de vraag wat de Gode welbehaaglijke weg zij, kan ons meer licht verschaffen dan de vage oproep om burgerlijke verantwoordelijkheid op zich te nemen, hoe nuttig dat ook mag zijn. De christen moge dan de beste burger zijn, nooit mag vergeten worden dat de christen burger is van twéé koninkrijken.’

Teken van de toekomst

Wat is dan de manier waarop wij gehoor moeten geven aan de oproep van Jeremia? Het is goed om het antwoord te zoeken in de bekende geschiedenis van de genezing van de verlamde man door de Heere Jezus. Voordat Hij hem geneest, zegt Hij waarom Hij de verlossende woorden spreekt om op te staan. Dat is namelijk om aan te tonen dat Hij macht heeft op aarde zonden te vergeven.

Het gaat niet om de genezing op zichzelf. Het effect daarvan was immers maar tijdelijk, want ook aan deze man zou eenmaal door de dood opnieuw de mogelijkheid om te lopen ontnomen worden. De genezing moet allereerst gezien worden als een teken van de heerlijke toekomst. In die toekomst zijn alle zonden definitief vergeven en is er geen ziekte, handicap of dood meer.

Op die manier mogen ook wij met onze hulpmiddelen van cultuur, wetenschap en techniek iets goeds op deze aarde tot stand brengen. Maar dat niet als een doel in zichzelf, maar als een teken van de toekomst waarin alles goed zal zijn. Dan hoeven we ook niet koste wat het kost onze technologische ambities uit te leven om een volmaakte wereld te realiseren en evenmin zijn we onverschillig om iets bij te dragen aan de samenleving.

We mogen onze kennis en krachten inzetten voor de samenleving maar dan om iets te laten zien van de toekomst die er mag zijn voor allen die hun leven aan Christus prijsgeven. Dan zullen we bij de daad het woord voegen, zoals de Heere Jezus dat deed bij de genezing van de verlamde. Ook in de tijd van ons vreemdelingschap geldt de roeping om te bebouwen en te bewaren.

De Heere heeft ons na de zondeval onze menselijke capaciteiten nog gelaten en dat is niet voor niets. Wij mogen die gebruiken, maar niet om er de volmaaktheid mee te willen terugbrengen. Het luisteren naar Gods wil over ons brengt dan in de vreemdelingschap een stuk bemoediging. Of zoals Psalm 119:21 zingt: ‘De wet, o Heer, die Gij aan mij beveelt, is als een lied mij, als een spel van snaren, dat in den vreemde troostend mij omspeelt.’ (berijming: Liedboek voor de kerken) 

Milieu

Onze verantwoordelijkheid betreft ook het milieu, dat oorspronkelijk volmaakt was, maar door ons zondige toedoen nu in voortdurende aftakeling is. Hoewel elk jaar opnieuw de natuur opbloeit en we daardoor soms de indruk hebben dat er een volmaakte cirkelgang in de natuur is, is er op langere termijn wel degelijk sprake van afbraak. De aarde is, om met Psalm 102 te spreken, een verslijtend kleed geworden.

Ook hier zien we menselijke pogingen om dit gevolg van de zonde eigenhandig teniet te doen. We denken in termen van kringlopen (re-cycling) en volgens sommigen is het goed mogelijk om dat zo doordacht te doen dat alles weer in zijn oorspronkelijke staat teruggebracht kan worden. Men spreekt in dat verband wel van Cradle-to-Cradle (van wieg tot wieg). In menselijke overmoed sprak zelfs een van de vertegenwoordigers van die beweging dat we zo veel afval kunnen produceren als we maar willen, omdat we toch in staat zullen zijn om al dat afval weer op te waarderen tot zijn oorspronkelijke toestand.

Duurzaamheid

Tegenover die overmoed dienen we als christenen te streven naar duurzaamheid met de erkenning dat deze slechts een gedeeltelijk karakter heeft. Het mag opnieuw zo’n teken zijn van de nieuwe aarde waarop straks een volmaakte duurzaamheid zal bestaan die niet door menselijke inspanning en vindingrijkheid tot stand gebracht wordt, maar door het herstel dat de Heere Jezus bij Zijn komst zal brengen.

Tot die tijd zucht de schepping (Rom.8:22) en wij zuchten met haar mee, evenals de Heilige Geest. Het wordt steeds duidelijker dat de sleutel tot een duurzame samenleving ligt in een verandering van levensstijl bij de consument. Zou de notie van vreemdelingschap daar niet het ideale uitgangspunt voor geven? Juist vreemdelingen kunnen afstand doen van het genot en gemak dat deze wereld biedt. Bij uitstek voor een christen zou het niet moeilijk moeten zijn om een stapje terug te doen in het gebruik van de weelde waarin wij leven. 

Andere vreemdelingen

De verantwoordelijkheid van de vreemdeling is om ook om te zien naar andere vreemdelingen. Zo wordt de zorgplicht voor Israël ten aanzien van de vreemdelingen die onder hen wonen, gemotiveerd. Dit gebod is vandaag meer dan ooit urgent. Een christelijke gemeente kan en mag zich niet laten regeren door angst voor vreemdelingen, ook niet als zij een godsdienst belijden die zich dikwijls op agressieve wijze probeert uit te breiden.

Wij moeten de angst vervangen door geloof in de kracht van het Evangelie en in het besef dat onze eigen vreemdelingschap in een gebroken wereld ons ertoe moet verplichten zorg te hebben voor de vreemdelingen onder ons. We mogen daarbij zeker rekening houden met de neiging van met name de islam om de situatie uit te buiten om zichzelf sterk te maken. Het vraagt creativiteit om hen zo te benaderen dat voor hen duidelijk is dat onze zorg voor hen niet betekent dat zij over ons heen kunnen lopen. Maar liefde maakt creatief en vindt wegen waar eerst alleen onmogelijkheden waren. 

Hunkering

Van de nieuwe gehoorzaamheid die de Heilige Geest in ons wil werken en waardoor wij ook naar de samenleving toe tot een zegen mogen zijn, kunnen we veel goeds zeggen en beleven. Tegelijk moeten we met de catechismus belijden dat het nog maar een klein begin is van de ware heiligheid die Gods kinderen eenmaal mogen ontvangen (zondag 44, vr.&a.114).

Elke gedachte, elk woord en elke daad die nog niet voor God is, is zonde. Dat zijn er heel wat meer dan de gedachten, woorden en daden die wel voor Hem zijn. Daarom is er naast de dankbaarheid voor wat de Heilige Geest in ons wil bewerken, toch het zuchten en hunkeren naar de volmaaktheid, waarin God pas werkelijk tot Zijn eer komt in ons leven. Dan wordt, terwijl wij onze arbeid in deze wereld verrichten, toch de vreemdelingschap beleefd vanwege de gebrokenheid die er nog altijd in ons is.

M.J. de Vries