Waar bent u naar op zoek?

De Erasmusbijbel, deel 2

25-01-2016

De verdienste van Erasmus is vooral dat hij de Bijbel en het Evangelie weer tot de kernbron van geloven en van theologie heeft gemaakt, schrijft dr. T. Hage.

Het herstel van de Bijbel als bron van het geloof zou volgens Erasmus een bijdrage leveren aan het herstel van de eenheid van het christendom wanneer de ‘filosofie van Christus’ daarvan de basis zou zijn.

Erasmus’ concentratie op het evangelie bracht hem in zijn letterkundige bezigheden tot de uitgave van zijn Grieks Nieuw Testament. Op 1 februari 1516, een maand voordat zijn editie verscheen, schreef hij aan paus Leo X een brief − die later ook als voorwoord in zijn Nieuwe Testament is opgenomen − waarin hij zijn motieven en hoge verwachtingen duidelijk onder woorden bracht:

‘De voornaamste en heilige hoop om de christelijke godsdienst te herstellen ligt daarin dat al degenen over de hele wereld die de christelijke filosofie belijden vooral de decreten van zijn stichter indrinken uit de evangeliën en de apostolische brieven waarin dat hemelse Woord, ooit tot ons gekomen uit het hart van de Vader, nog steeds voor ons leeft en ademt, werkt en spreekt’. Hier spreekt niet zozeer de humanist maar de gelovige. Vervolgens legt Erasmus in dit schrijven de verbinding met de beoogde vertaling, want ‘die heilzame leer kun je veel zuiverder en frisser uit de bronnen zelf schenken dan uit poelen en beekjes.’

Tekstverschillen

Dat laatste is wellicht een kritische noot in de richting van de laatmiddeleeuwse theologiebeoefening. Het is zeker ook een verwijzing naar de corrupte handschriften en eerste drukken waarin het Nieuwe Testament toen beschikbaar was: de Vulgaat. De Latijnse Vulgaat was sinds de vierde eeuw de meest verspreide versie van de Bijbel in het Westen. Deze vertaling is door de kerkvader Hieronymus gemaakt vanuit het Hebreeuws en het Grieks met de bedoeling de grote tekstverschillen die er bestonden, te vervangen door een Latijnse standaardtekst. Die kwam er echter niet.

In de loop van de eeuwen werden handschriften van de Bijbel talloze keren overgeschreven en waren er fouten in de tekst geslopen, waardoor deze soms onduidelijk en moeilijk te begrijpen was. Voor Erasmus komt daar nog bij dat het Latijn in deze Vulgaathandschriften zich verwijderd had van het zuivere en heldere Latijn dat hij bewonderde: het klassieke Latijn zoals Cicero en anderen uit die gouden tijd van klassieke beschaving, het schreven.

Onderzoek

Erasmus’ Novum Instrumentum is de eerste gepubliceerde bijbeluitgave van het Nieuwe Testament in het Grieks. Alleen al om die reden verdient hij de aandacht maar een Griekse tekst was echter niet het doel van het project waaraan hij heeft gewerkt vanaf 1504.

Erasmus’ doel was het bieden van een tekst van het Nieuwe Testament die de ‘oorspronkelijke tekst’ zo dicht mogelijk zou benaderen door de oudste handschriften kritisch met elkaar te vergelijken. De bedorven overlevering van een vertaling die geschreven was in een dubieus Latijn dat tot misverstanden zou kunnen leiden, zou daarmee overbodig zijn.

Daarvoor zette Erasmus zijn uitzonderlijke kwaliteiten als taalgeleerde, als ‘humanist’ in. Hij verantwoordde zijn manier van werken in de genoemde brief aan Leo X wanneer hij schrijft dat hij niet door ‘onbezonnen, gemakzuchtige arbeid, maar door vele handschriften te raadplegen in beide talen en niet zo maar wat handschriften, maar de oudste en de beste, het hele Nieuwe Testament verbeterd heeft’. Dit tekstkritisch vergelijkende onderzoek vormde de basis van zijn nieuwe vertaling in het Latijn die de Vulgaat zou vervangen. Maar omdat, zoals we uit ervaring weten, elke nieuwe vertaling, dus ook deze, op weerstand stuit, liet Erasmus naast de Latijnse ook de Griekse tekst afdrukken. Zo kon hij overtuigend aantonen dat zijn verbeteringen juist waren en zijn tekst superieur was aan de door de kerk min of meer gesanctioneerde Vulgaat.

Overigens zijn de Griekse handschriften die Erasmus heeft gebruikt en die hij als ‘de oudste en beste’ kwalificeert, in werkelijkheid betrekkelijk jong. Ze zijn afkomstig uit de twaalfde eeuw en later, en kunnen zeker niet als de beste worden beschouwd. Dit is niet zonder betekenis voor de kwaliteit en de betrouwbaarheid van Erasmus’ vertaling en dus ook voor de latere daarop gebaseerde vertalingen in de volkstalen.

A.Hage

Lees de volledige tekst van het artikel in De Waarheidsvriend van 29 januari 2016.