Waar bent u naar op zoek?

De eredienst en Psalmen voor Nu

02-11-2015

Voor de traditionele psalmen, die gemeenten eeuwenlang hebben gezongen, lijkt het vijf voor twaalf, schrijft Patrick van der Linden. Lenen de Psalmen voor Nu zich voor gemeentezang? Hoe waarderen we dit vanuit calvijns of luthers perspectief?

Zowel Calvijn als Luther wilde de gemeente actief betrekken in de eredienst door de mensen te laten zingen. Calvijn vond dit zelf uitermate belangrijk. Hij liet de nieuw gecomponeerde psalmen voorzingen door een meisjeskoor en zong minstens dertig coupletten per dienst.

Het zingen moest wel goed gebeuren, ordelijk, en hij gaf daarom ook richtlijnen met betrekking tot tempo en ademhaling. De hartslag van een volwassen man was leidend voor de puls en dat was nodig, want dan kon een regel op één adem gezongen worden, zodat er geen lelijke ademstoplappen zouden ontstaan. Dit alles had voor Calvijn grote waarde, want slechts dan was het mogelijk de teksten goed door te laten dringen en te zingen <i>pro Deo<p>.

De Psalmen voor Nu zijn niet gedacht vanuit gemeentezang. De vele verschillende notenwaarden, de ingewikkelde ritmes en de lange rusten maken zichtbaar dat de meeste melodieën uit de Psalmen voor Nu zijn gedacht vanuit een geheel andere setting dan de gemeentezang, namelijk die van een leadzanger(es) en een band of combo, waarbij de omstanders eventueel kunnen meeneuriën.

Voor gemeentezang zijn de melodieën uit Psalmen voor Nu ongeschikt. De primaire intentie van Calvijn was om de gemeente actief bij de eredienst te betrekken; in dat opzicht kunnen we het project Psalmen voor Nu niet waarderen als gemeentezang in de doelstelling zoals we die hanteren.

Tegelijkertijd hebben we te maken met een herbezinning op het gebied van kerkmuziek. Verschillende kerken, zowel landelijk georganiseerd als initiatieven binnen plaatselijke gemeenten, zijn hiermee bezig. Het is hierin belangrijk wat ons ijkpunt is en dat is te reduceren tot slechts één wezenlijke vraag: willen we een zingende gemeente?

Lees de volledige tekst in De Waarheidsvriend van 6 november 2015.