Waar bent u naar op zoek?

Dr. Van den Brink bijzonder hoogleraar af

25-06-2015

Vijf nieuwe doctoren godgeleerdheid leverde dr. G. van den Brink af in de acht jaar dat hij als bijzonder hoogleraar namens de Gereformeerde Bond werkte. Volgende week gaat hij verder als ‘gewoon’ hoogleraar 'Theologie en wetenschap' aan de VU.

Dr. Van den Brink vond het ‘prachtig’ om namens de Gereformeerde Bond met studenten op te mogen trekken. ‘Bijzondere herinneringen bewaar ik aan de Leidse periode. Daar werden de colleges vaak in de avonduren gegeven, zodat ook ‘toehoorders’ en studenten van andere faculteiten dan godgeleerdheid eraan konden deelnemen. Dat gebeurde massaal en het gaf een bijzondere sfeer, waaraan ik met enige weemoed terugdenk. De studenten theologie waren en zijn niet minder gemotiveerd. Wat dat betreft zie ik continuïteit tussen Leiden en Amsterdam.’

‘Het is natuurlijk altijd lastig om naar de oogst te kijken, laat staan die te willen meten. Ik denk wel dat ik regelmatig iets heb mogen betekenen voor studenten, ook in hun eigen worsteling met geloofsvragen.

Bijzonder vond ik het om de laatste jaren alle studenten uit de zogenaamde predikantsmaster (dus niet alleen studenten die zich verwant voelen met de Gereformeerde Bond) in te mogen leiden in de gereformeerde belijdenisgeschriften van onze kerk. Ik begon dan steevast met de zogenaamde proponentsbelofte: ‘Aanvaardt u de roeping tot de openbare prediking van het Evangelie (…) en bent u bereid in al het ambtelijk werk te getuigen van het heil in Jezus Christus? Belooft u daarbij te blijven in de weg van het belijden van de kerk in gemeenschap met de belijdenis van het voorgeslacht?’

Dat zijn de vragen waar iedereen die predikant wordt in de Protestantse Kerk naar eer en geweten ja op moet kunnen zeggen. De formuleringen zijn heel zorgvuldig gekozen. Ik stond daar dan ook echt even met ze bij stil. Wat is dat precies, getuigen van het heil in Jezus Christus? En hoe doe je dat? Daar willen de belijdenisgeschriften ons bij helpen.

Van daaruit ging ik naar de belijdenisteksten toe. Ik merkte dat ook studenten die er niet zo mee groot geworden waren, op deze manier de zin ervan gingen inzien. Ze hadden immers alles te maken met hun toekomstige werk. Heel wat van hen gingen er dan ook tijdens de colleges persoonlijk mee aan de slag en kregen er gaandeweg meer waardering voor. Mij bleek dat als het over de belijdenissen gaat vaak geldt: onbekend maakt onbemind.’

Lees het volledige interview in De Waarheidsvriend van 26 juni 2015.