Waar bent u naar op zoek?

Zegen in de eredienst

13-01-2014

Als de preek niet overkwam, hoor je mensen weleens zeggen: ‘Ik had er niet veel aan, maar we kregen gelukkig de zegen nog mee.' Dat maakt kennelijk veel goed, schrijft ds. M.P.D. Barth, maar wat gebeurt er eigenlijk op dat moment?

Het ontvangen van de zegen aan het einde van de kerkdienst kan als iets heel waardevols ervaren worden. Maar wat betekent het als de zegen wordt uitgesproken en op de gemeente wordt gelegd? Waarom doen we dit aan het einde van de kerkdienst? Om hier meer helderheid over te krijgen eerst enkele gegevens uit de Bijbel op een rij.

Al op de eerste bladzij van de Bijbel kom je zegeningen tegen. De Heere zegent het leven dat Hij heeft geschapen. De dieren worden gezegend en de mens wordt gezegend (Gen.1:22,28). God heeft goede bedoelingen met hen. Tegelijkertijd krijgen de dieren en de mensen ook een opdracht mee. Voor de mensen geldt dat ze tot heerser over de dieren worden aangesteld. Kennelijk roept de zegen van God ook op tot een bepaalde manier van leven.
Die gedachte komen we nog sterker in Deuteronomium 28 tegen. Als de Israëlieten zullen leven naar Gods geboden, zullen ze met zegeningen overladen worden. Concreet gaat het dan over veiligheid, vruchtbaarheid, vrijheid en voorspoed. Deze belofte heeft ook een keerzijde. Als het volk God niet zal dienen, zullen de zegeningen ophouden. Ze zullen zelfs omslaan in een vloek. Dan komen ziekten, gevangenschap en de dood ter sprake.

Het Hebreeuwse woord voor zegenen is barach. Dat betekent: heilzame kracht geven. Als God zegent, komt Hij zelf nabij. Zijn aanwezigheid is immers heilzaam en brengt shalom.

Welke elementen er in de zegen van God meekomen, wordt misschien nog wel het meest duidelijk als we naar de Aäronitische zegen kijken in Numeri 6:24-26: ‘De Heere zegene u en behoede u. De Heere doe Zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig. De Heere verheffe Zijn aangezicht over u en geve u vrede.’

Deze woorden klinken meestal ook aan het einde van de kerkdienst. Deze zegen zit taalkundig buitengewoon knap in elkaar. In het Hebreeuws heeft het eerste vers drie woorden en vijftien medeklinkers. Het tweede vers telt vijf woorden en twintig medeklinkers. En het derde vers telt zeven woorden en vijfentwintig medeklinkers. De Godsnaam komt drie keer voor. Als je die eraf haalt, houd je twaalf woorden over, naar het getal van de twaalf stammen van Israël. Bij elke zin wordt de intensiteit hoger. Het laatste woord ‘vrede’ is het zevende woord in de derde zin. Zeven verwijst naar volheid, harmonie en de sabbat.