Waar bent u naar op zoek?

blog

Doodsdreiging haalt geloofskern naar boven

Kerkelijke verzetsliteratuur

30-08-2011

Een situatie van doodsdreiging haalt naar boven wat wezenlijk is. Zo heeft de kerk de Nederlandse Geloofsbelijdenis destijds ontvangen: als een getuigenis van waar het echt op aankomt in een leven volgens het Evangelie.

Afgelopen voorjaar mocht ik een lezing geven voor theologiestudenten aan het seminarium te New Brunswick, een opleidingsinstituut voor predikanten van de hervormde kerk van Amerika (Reformed Church of America, RCA). In de betreffende lezing stelde ik op enig moment de Nederlandse Geloofsbelijdenis aan de orde. Omdat ik ervan uitging dat mijn Amerikaanse gehoor deze belijdenis niet kende, nam ik even de tijd om uit te leggen wat voor geschrift het betrof. Tot mijn verbazing begonnen sommige studenten daarbij echter zachtjes te lachen. Wat bleek? Ze kenden ‘onze’ Nederlandse Geloofsbelijdenis wel degelijk, en hadden zelfs nog maar kort tevoren tentamen moeten doen over het ontstaan en de inhoud ervan. De docent die de bijeenkomst leidde, dr. Alan Janssen, had hen het betreffende tentamen hoogstpersoonlijk afgenomen.

 

Snel gegaan

Dit voorval laat fraai zien wat voor een wijde actieradius de Nederlandse Geloofsbelijdenis 450 jaar na haar ontstaan nog altijd heeft. Niet alleen in Nederland en de Verenigde Staten, maar ook in landen als Duitsland, Canada, Zuid-Afrika, Indonesië en zelfs Venezuela is zij bekend. Ook al hebben lang niet alle gereformeerde kerken de NGB in hun grondslag opgenomen, we kunnen zonder overdrijving zeggen dat het geschrift wereldwijd tot het DNA van de gereformeerde kerkfamilie behoort.

Hoe is de NGB aan deze belangrijke en invloedrijke plaats gekomen? Historisch gezien is dat in nevelen gehuld. We weten slechts dat de Vlaamse glasschilder en prediker Guido de Brès de belijdenis ergens in 1561 (of wellicht 1560) in de Zuidelijke Nederlanden heeft opgesteld – en zelfs dat weten we niet voor 100 procent zeker.

In elk geval is het vanaf 1561 bijzonder snel gegaan. Al in 1562 verschijnt er een Nederlandse vertaling van de oorspronkelijk Franstalige geloofsbelijdenis, en in 1563 stemt een provinciale synodevergadering te Armentières in met et geschrift. Met de overname en bijstelling ervan tijdens de synode van Antwerpen (1566) krijgt de NGB nog nadrukkelijker kerkelijk gezag, terwijl op het convent van Wezel in 1568 wordt besloten dat predikanten in de nieuw te vormen kerk in de Nederlanden de inhoud ervan dienen te onderschrijven.

Kortom, vanuit Doornik in het zuiden heeft de roep van de NGB zich snel over de hele Nederlanden verspreid. Ze weerspiegelde kennelijk van meet af aan niet zozeer de privémening van een theoloog, maar het gevoelen van een brede groep hervormingsgezinde gelovigen.

 

Schreeuw om recht

Wat intussen sterk zal hebben bijgedragen aan de snelle en geruisloze manier waarop de NGB alom instemming en gezag verwierf, is het gegeven dat ze tot stand kwam in een situatie van hevige geloofsvervolging. In een politiek en godsdienstig uiterst gespannen situatie was het erop of eronder voor de jonge hervormingsgezinde beweging. Ondanks strenge onderdrukking en diverse executies waren velen in het huidige België met de Reformatie blijven sympathiseren. In hun naam wil De Brès even hartstochtelijk als helder laten zien dat zij niets nieuws leren en al helemaal geen revolutie in de zin hebben, maar slechts het geloof van de kerk der eeuwen willen bewaren en doorgeven.

In het pakje dat op 1 november 1561 over de muur van het kasteel te Doornik werd geworpen, ging de NGB dan ook vergezeld van diverse brieven waarin Philips II en de lagere overheden werden opgeroepen een eind te maken aan de vervolging van de gereformeerde beweging. Wie de betreffende brieven leest, raakt nog altijd onder de indruk van de bloedige vervolging waarmee de jonge hervormingsgezinden te kampen hadden. Je ruikt om zo te zeggen de schroeilucht van de brandstapels. Dr. W. Verboom verwoordt het dan ook raak als hij schrijft: ‘Het gevonden pakje is een schreeuw om hulp en recht.’

Helaas werd de smeekbede van De Brès en de zijnen niet gehoord, maar slechts beantwoord met nog fellere onderdrukking. In 1567 moest De Brès zelf zijn optreden met de dood bekopen toen hij werd gevangengenomen en opgehangen op de markt van Valenciènnes.

 

Alom herkenning

Het geluid dat de NGB vertolkt, was dus niet zomaar een vrijblijvende opvatting, maar een diepe overtuiging, gestaald en gelouterd door het vuur van terreur en vervolging. Net als in het Nieuwe Testament was het belijden en getuigen van het geloof tot een zaak van martelaarschap geworden. In deze penibele situatie wist De Brès met zijn moedige verzetsdaad snaren te raken die alom herkenning opriepen. Mensen hoorden in de NGB een getrouwe weergave niet maar van het geloof van de eigen groep, maar van het geloof van Gods ware kerk als geheel. Zo werd de NGB inderdaad wat De Brès er van meet af aan mee beoogde: een ‘gemeenschappelijk akkoord’ van alle gelovigen die naar de zuiverheid van het Evangelie willen leven.

 

Wat ertoe doet

Nu kun je deze ontwikkeling natuurlijk puur sociologisch duiden. We luisteren altijd met meer aandacht en respect naar teksten van mensen die tijdens het schrijven ervan met vervolging te kampen hadden. Ontroerd door het lot dat de schrijvers trof, zijn we ook al gauw geneigd aan hun teksten een  bijzonder gezag toe te kennen. Denk maar aan de dagboeken van Anne Frank en Etty Hillesum, de geschriften van Alexander Solzjenitsyn en Václav Havel of de gevangschapsbrieven van Dietrich Bonhoeffer.

Toch is daar niet alles mee gezegd. Dit soort verzets- en vervolgingsliteratuur ontleent haar gezag namelijk ook aan het feit dat juist in situaties van doodsdreiging en martelaarschap helder wordt waar het echt op aankomt. Wat vrijblijvend en onbelangrijk is, waait weg als kaf voor de wind; slechts wat er echt toe doet blijft over, en wat het zwaarste is gaat het zwaarste wegen.

Zo heeft de kerk destijds ook de Nederlandse Geloofsbelijdenis ontvangen: als een getuigenis van waar het echt op aankomt in een leven volgens het Evangelie. En ook al zijn de tijden veranderd en hebben zich in de loop der eeuwen nieuwe uitdagingen voorgedaan voor geloof en kerk, zó luisteren we nog altijd naar dit 450 jaar oude document: met diepe aandacht en respect voor datgene wat ons voorgeslacht onder vervolging en terreur als wezenlijk uit de Bijbel heeft opgediept.

 

Geboren

Niet elke belijdenis van de kerk is in tijden van geloofsvervolging ontstaan. Tijdens de totstandkoming van de Heidelbergse Catechismus en zeker de Dordtse Leerregels stond het leven van de opstellers bijvoorbeeld niet direct op het spel. Er kon rustig over de tekst en allerlei varianten ervan vergaderd en gedelibereerd worden. Toch zien we in de ontstaansgeschiedenis van de NGB wel iets terug wat kenmerkend is voor alle geloofsbelijdenissen, namelijk dat ze eerder geboren dan gemaakt worden. Dat wil zeggen: ze ontstaan in crisissituaties, gedrongen door de nood van de tijden. En ze klinken daarin als een krachtig appèl: is dít niet wat het Woord van God ons op dit moment onopgeefbaar ingeeft, is dit niet het geloof waarmee de kerk staat of valt? In elk geval: zó alleen kunnen en willen we kerk zijn op aarde, als getrouwe leerjongeren van Jezus Christus (art.13).

 

Menselijk geschrift

Natuurlijk blijft het gaan om menselijke en dus feilbare geschriften. Juist de Nederlandse Geloofsbelijdenis erkent dat ook, als in artikel 7 beleden wordt dat je ‘geen geschriften van mensen, hoe heilig zij ook geweest zijn, gelijk [mag] stellen met de goddelijke geschriften’ van de Bijbel. Ook De Brès zelf was als kind van zijn tijd een feilbaar mens, zoals bijvoorbeeld blijkt uit het feit dat hij, hoezeer hij ook zelf te lijden had onder vervolging, wel akkoord ging met de onderdrukking en terechtstelling van de doopsgezinden. Belijdenisgeschriften zijn als geschriften van feilbare mensen dan ook principieel revisibel: het kan zijn dat later op enig punt aan de kerk meer licht geschonken wordt.

 

Richtinggevend

Dat neemt echter niet weg dat belijdenisgeschriften, zolang zo’n dieper inzicht uitblijft, wel degelijk richting geven aan het geloof en leven van de kerk. Niemand in de kerk kan zich zomaar aan het appèl ervan kan onttrekken – haar dienaren van het Woord al helemaal niet. Karl Barth heeft in een beroemd geworden definitie het karakter en de betekenis van de protestantse belijdenisgeschriften ooit zo samengevat: ‘Een reformatorische belijdenis is een verklaring, spontaan en publiekelijk geformuleerd door een christelijke gemeenschap in een geografisch beperkte ruimte, die tot nader order diens identiteit naar buiten toe bepaalt en richting geeft aan diens geloof en leven; het is een formulering van het inzicht dat op dat moment aan de hele kerk is gegeven door de openbaring van God in Jezus Christus, zoals de Heilige Schrift daarvan getuigt.’ Ook al kon Barth zelf helaas niet instemmen met bepaalde onderdelen van De Brès’ belijdenis (m.n. art.2), deze definitie geeft wel haarscherp weer hoe de NGB tot stand kwam en wat tot op de dag van vandaag haar gezag uitmaakt.

G. van den Brink

Dr. G. van den Brink uit Woerden is docent dogmatiek aan de VU in Amsterdam en bijzonder hoogleraar geschiedenis van het gereformeerd protestantisme vanwege de Gereformeerde Bond in Leiden.