Waar bent u naar op zoek?

blog

Ooit bezocht kerkelijk hoogleraar de jonge dominee

Predikant is eenzaam

17-09-2012

De afgelopen weken bezocht ik (zes) predikanten die hun eerste gemeente dienen. Ik heb er opnieuw veel van geleerd - in de hoop trouwens dat dit wederzijds was.

Het is een aspect van het werk dat de Gereformeerde Bond in de kerk doet, het meeleven met predikanten die enige jaren hun eerste gemeente dienen. Zoals zo vaak het geval is, geldt het ook hier: wat meestal niet de publiciteit haalt maar in stilte plaatsheeft, behoort tot de mooiere dingen die in de kerk gebeuren.

 

Mentoraat en nascholing

In de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw waren het de kerkelijke hoogleraren die concreet meeleefden met de jonge pastoriebewoners. Zo kon het gebeuren dat prof. Van Ruler op zaterdag aan een oud-student liet weten de volgende dag onder zijn gehoor te zullen zitten – wat maakte dat deze de laatste uren van de zaterdag extra zijn best deed op de voorbereiding van de eredienst… Voor die kerkelijke zorg was veel te zeggen. Immers, de kerk had de dominee toegelaten tot de dienst van het Woord. Na de afronding van hun theologische studie vervalt de verantwoordelijkheid van de kerk voor de predikanten niet. Deze taak hebben de hoogleraren echter al heel lang niet meer.

Gelukkig is er in dit opzicht het afgelopen decennium veel verbeterd. Denk aan het door de kerk ingestelde mentoraat, dat vooral functioneert voordat de verplichte nascholing van de dominees begint. Elke jonge predikant krijgt voor ongeveer anderhalf jaar een oudere collega als mentor, met wie hij vertrouwelijk lastige aspecten van zijn werk kan bespreken, ook de dingen die je niet altijd met je kerkenraad kunt delen.

 

Collegialiteit

Hoe zinvol het mentoraat in de kerkelijke praktijk ook blijkt, het is een vorm van georganiseerd meeleven die niet alleen nodig is omdat het werk van predikanten complexer is dan vroeger, maar ook omdat spontane collegialiteit er minder is dan in vorige jaren. Dat blijft een belangrijk aandachtspunt. Niet iedereen kan alle taken naar zich toehalen, maar dat neemt niet weg dat het heel goed doet als een dienaar van het Woord die zijn vierde of vijfde gemeente dient, zonder een speciale reden een avond omziet naar die collega die nog maar net begonnen is. Behalve door een luisterend oor zal deze zich gesterkt weten door het gebed voor zijn gezin, zeker als de dominee elke week zo vaak voor anderen heeft te bidden. Ook de emeritus predikanten zouden in dit opzicht veel voor een jongere generatie kunnen betekenen.

Nu is het niet zo dat die predikant in zijn vierde gemeente als vanzelf door het domineesbestaan rolt. De vijftigers onder ons doen hun werk inmiddels in een heel andere kerkelijke en maatschappelijke context dan een kwarteeuw geleden, de tijd dat zij begonnen. Als anderen – hun eigen ambtsdragers? – niet zien dat dit hun werk in geestelijk opzicht verzwaart, zullen ze meer de last van het ambt ervaren. Waar is de plaats, het veilige klimaat waar deze oudere predikanten hierover kunnen spreken, waar ze aangespoord worden tot volharding in de dienst van hun Meester?

 

Gebedsleven

Zonder een nauwgezet persoonlijk gebedsleven loopt de ambtelijke dienst van de voorganger schade op, al merkt de gemeente er misschien niet zoveel van of haar predikant hier wel of geen werk van maakt. Een ontdekkende ervaring had onlangs een dame uit een Veluwse gemeente, die naar eigen zeggen best kritisch was over de zichtbare aanwezigheid van haar predikant in de gemeente. Ze had hem nodig en meldde zich op de stoep van de pastorie. Haar hand ging naar de bel, maar die bel werd niet meer ingedrukt, want ze zag door het raam dat haar dominee geknield voor de bank lag. ‘Toen wist ik dat onze dominee vooral veel voor de gemeente bidt.’

Tijdens Zijn dienstwerk op aarde is Jezus ook hierin voorgegaan. Zonder de gemeenschap met Zijn Vader in de gebeden hield Hij het niet vol. Uiteindelijk breekt het de grootste eenzaamheid in moeilijke omstandigheden als we voor Hem onze weg en wandel bloot leggen, belijden daarvan niets voor God achter te houden.

Die gebeden sluiten echter de behoefte aan menselijk meeleven niet uit. Jezus vroeg de drie discipelen met wie Hij het meest intiem omging, met Hem te waken. Zij die geestelijke arbeid verrichten, hebben het nodig om te ervaren gedragen te worden door mensen om hen heen.

 

Amerikaanse voorgangers

We hoeven niet alles op te hangen aan de resultaten van enquêtes, maar wat er uit bepaald onderzoek komt, is wel een signaal. Zo meldde een website voor kerkleiders in de Verenigde Staten een enkele week geleden dat veel predikanten eenzaam zijn, een goede vriend missen, dat velen te maken hebben met depressie of burn-out.

We vergelijken de organisatie van ons kerkelijk leven niet met het Amerikaanse. De plaats die een voorganger in de gemeente heeft, kan zijn isolement vergroten. Word je geacht met jouw gaven een Amerikaanse evangelische gemeente te leiden of heb je als Nederlandse predikant een kring van ambtsdragers om je heen? Niettemin, de resultaten laten wel zien dat zorg voor de voorgangers nodig is.

 

Domineeszonde nr. 1

De moeiten uit het domineesleven kan niemand geheel wegnemen. Maar we kunnen er samen wel naar streven deze terug te brengen naar een lager niveau. Waar kunnen we alert op zijn?

– Een emeritus predikant zei me onlangs dat het ‘domineeszonde nr. 1′ is als de sterke betrokkenheid op zijn vorige gemeente zich uit in veelvuldige aanwezigheid. Het is een ongeschreven regel na de afscheidszondag een jaar niet in de oude gemeente te preken. En wie zich bemoeit met beleid van zijn vorige kerkenraad of ambtsdragers wil beïnvloeden, beseft niet hoe hij de taak van zijn opvolger verzwaart.

– Elke kerkenraad zal periodiek de vreugde en de zorg van het predikantschap met de pastoriebewoners dienen te delen. Een gesprek over het functioneren van de dominee is, als er sprake is van een veilig klimaat en een respectvolle omgang, geen aantasting van diens vrijheid om het Woord van God te verkondigen. Pastorale aandacht voor het leven van een jonge domineesvrouw is eveneens van betekenis.

– Die vrijheid van het ambt laten we helemaal staan. ‘Als ik niet zeker wist dat ik deze boodschap namens de Heere tegen u moet zeggen, zou ik het niet doen’, hoorde ik een jonge predikant in de eredienst zeggen. Als die boodschap bij een deel van de gemeente weerstand oproept, kan de voorganger op zichzelf teruggeworpen worden. Heeft de kerkenraad er oog voor?

– Jonge predikanten (overigens zij niet alleen) komen nogal eens teleurgesteld thuis als ze elders een kerkdienst geleid hebben en er in de consistorie niet even een gesprek over de verkondiging plaatsgehad heeft. Moeten kerkenraden vanwege hun ambtelijke zorg voor de dienaren van de kerk hier geen oog voor blijven houden? Mozes had de steun van Aäron en Hur hard nodig, om zijn taak te volbrengen.

 

Geheel anders

Paulus is er niet te groot voor de gemeente van Thessalonica te vragen om gebed voor hem, opdat het Woord van de Heere zijn loop mag hebben. De actualiteit van dat verzoek van Paulus is niet voorbij, integendeel.

Wie is er niet dankbaar voor dat de afgelopen jaren in tientallen hervormde gemeenten een jonge man voor het eerst bevestigd is tot predikant? Het is een teken van Gods zorg over de gemeenten, die niet vanzelf spreekt, maar waarin we Zijn trouw opmerken. Tegen deze achtergrond mag het ons tot bezinning leiden als deze jonge dienaren van het Woord opmerken in de kerkenraden spanningen tegen te komen waarvan ze nooit gedacht hadden dat ze in kerkenraden zouden bestaan. McCheyne heeft ooit gezegd dat ‘de nood van de gemeente de heiligheid van de predikant is’. Als we hierop variëren, zeggen we dat de nood van de gemeente de heiligheid van de kerkenraden is. Als Paulus in 1 Thessalonicenzen 4 over dat heilige leven schrijft, zegt hij onder meer: ‘Laat niemand over zijn broeder heen lopen en hem bedriegen door zijn handelwijze.’

Ook ten aanzien van de omgang met elkaar geldt in de christelijke gemeente: Gij geheel anders.

P.J. Vergunst