Waar bent u naar op zoek?

blog

Predikanten brengen bezoek aan Hongarije

18-06-2013

Op twee niveaus is de band van de Gereformeerde Bond met de Hongaars Hervormde Kerk belangrijk: voor de kerkleiding én voor de mensen in de gemeenten.

Het eerste onderstreept bisschop István Szabó van Boedapest direct nadat zestien Nederlandse predikanten en vier medewerkers van de stichting Hulp Oost-Europa (voorzitter J. Braaksma en secretaris mw. G. Geluk) en de Gereformeerde Bond (de vorige en huidige algemeen secretaris) op vrijdag 7 juni voor een vijfdaagse conferentie in Hongarije aangekomen zijn. Sommige van de predikanten waren er in 2009 en/of 2011 ook bij, ds. J.C. Breugem, dr. J. Hoek, ds. R.W. van Mourik en ds. H. Russcher behoren voor het eerst tot de deelnemers.

Twee jaar volhouden

De bisschop noemt onze band ‘erg belangrijk’. Want ‘jullie stonden naast ons in moeilijke tijden, jullie bezochten ons ook toen het verboden was’. Woorden die vijf dagen later klinken uit de mond van ds. Burján Zsolt: ‘Omdat de Nederlanders in de tijd van het communisme ons liedbundels en bijbels brachten, heb ik veel respect voor hen. In mijn eigen land voel ik me geestelijk verbonden met slechts vijf collega’s, hier waren we eensgeestes met 35 predikanten.’
Dr. W. Verboom en ds. H. Russcher tussen Hongaarse collega's.Wat deze investering vanuit Hulp Oost-Europa en de Gereformeerde Bond betekent, blijkt als ds. Zsolt zegt: ‘Ik hoop het hiermee weer twee jaar vol te houden.’ Onze conferentie is echter niet alleen een investering in Hongaren, maar ook in Nederlanders. Ds. Russcher zegt dankbaar te zijn voor bezinning in een internationaal kader, waarbij ‘je beseft hoe contextueel je preekt’. Ds. M.J. Tekelenburg zegt opnieuw genoten te hebben van het samen leren, waardoor hij ‘van Hongarije is gaan houden, van de predikanten, van de geloofsbeleving’.

Rustig in gesprek

Het waren vooral pastorale thema’s waarover we nadachten, verklaarbaar omdat de predikant in Hongarije meer dan in ons land ervaart er alleen voor te staan. De behoefte aan doordenking van het concrete werk in de gemeente is daarom groot. Na de lezingen van dr. J. Hoek over waarden en normen in de samenleving, van ondergetekende over het christelijk huwelijk, van ds. G. Lustig over stervensbegeleiding en van ds. Tekelenburg over de missionaire gemeente, volgde in principe een tweede lezing, waarin een Hongaar het onderwerp vanuit hun kerkelijke en maatschappelijke context aan de orde stelde.
Wat dan opvalt, is dat Nederlandse theologen meer een klimaat en een traditie hebben om met elkaar te discussiëren. Ds. Barnabás Gergely: ‘Wij zijn nog maar net begonnen met nadenken.’ Het viel ds. Zsolt zelfs op dat de Hollanders tijdens het gesprek rustig bleven. Daarin zijn wij dus verder dan zij – verklaarbaar uit de recente geschiedenis van de Hongaren. Open je mening geven, dat was het nemen van een risico. De predikanten die al dertig jaar de gemeenten dienen, weten wat het is om kinderen aan huis te dopen, zodat de Hongaarse ouders niet naar de kerk hoefden te komen. Sommigen hebben hun eigen kind in de kerk gedoopt, terwijl er niemand bij was.

Spreken over de dood

Na de lezing van ds. Lustig werd duidelijk dat spreken over de dood – voor jezelf en met gemeenteleden – niet vaak gebeurt. Ds. Akos Vörös zei zelfs dat zijn gemeenteleden zich ervoor schamen als ze kanker hebben. En als het levenseinde dan echt komt, ‘willen ze er soms een einde aan maken’. Zijn Hollandse collega’s reageerden er persoonlijk op, zoals ds. J.L.W. Koppenhol, die vertelde over ‘een ernstige, maar geen angstige ervaring’ in zijn leven, zoals ds. L. Schaafsma, die verwoordde dat als we in het leven van de heiliging met Christus gedood worden we ‘verstand van sterven krijgen, zodat je eigen dood geen dood meer is’.
Tegelijk werden de moeiten in het pastoraat in ons land benoemd. Wat doe je als pastor met woorden van nauwelijks meelevende nabestaanden als ‘wat ligt hij er vredig bij, dominee’? Wat doe je als predikant in een grote gemeente, waarin minder ruimte is voor intensief pastoraat op weg naar het levenseinde?

Volharding

In de vele groepsgesprekken ontdekten we echter dat de Hongaren meer dan wij de volharding in het geloof geleerd hebben. Zelf ervaren ze dat de Roemenen, bij wie het communistische regime de kerk nog minder ruimte liet, meer dan zij hun vrijmoedigheid vastgehouden hebben en volhard hebben in de dienst aan God. Een kerk die een minderheid is en weet van verdrukking, concentreert zich op een natuurlijke wijze op het actief bewaren van wat ontvangen is.
Daarmee hangt samen de waardering van zending. Omdat Hongaren tot voor kort geen visum voor het buitenland konden krijgen, is zending voor hen op het eigen land gericht. Die zending is echter wel een van de kerntaken van elke predikant, de gerichtheid op hen die het evangelie nog niet gehoord hebben. Zoals ds. András Harmathy het zei: ‘Gods zending is bestaansrecht van de kerk’, een zending die hij definieerde als gemeenschap, dienst en Woordverkondiging. Zelf vastgehouden door Jezus’ hand, steekt hij zijn andere hand naar een verloren mens uit.

Roemeense weduwe

Hoogtepunt voor de Hollanders was het bezoek aan Hongaarse gemeenten, waar ze het Woord mochten bedienen. Gemeenschap der heiligen blijkt dan zelfs zonder woorden te kunnen. Mw. Geluk logeert bij een Roemeense predikantsweduwe, die alleen haar moedertaal kent. De Heilige Geest – niet in woorden vast te houden – bedient Zich dan van oogcontact en gebaren. Omdat de dochter van de Roemeense terminaal ziek is, leest mw. Geluk Jesaja 43:2: ‘Wanneer u zult gaan door het water…’ De weduwe begint te huilen en drukt de Bijbel tegen haar hart.
Jaap Braaksma maakt een doopdienst mee, waarin de moeder van de gedoopte – net twintig jaar – na de doop in de kerkdienst hardop bidt. Vrijmoedigheid en getuigenis gaan hier samen. Met ds. J.A.C. Olie sta ik na de kerkdienst bij het gevaarlijk hoge water van de Donau. Als de Hongaarse garde die mens en dier moet beschermen ontdekt dat wij loyaal zijn aan het beleid van de huidige regering, die christelijke waarden in wetgeving verankeren wil, wordt de predikant uit Genemuiden verzocht in het open veld te bidden. Hij vraagt de Heere of het water geen bedreiging voor mens en dier zal zijn én of het water als teken van de Geest heel de aarde overstromen mag. Hier leren we vrijmoedigheid.

Gastvrij

We zien er naar uit dat deze Hongaarse predikanten ooit ons land kunnen bezoeken. Mogen ze dan na de dienst – liefst niet te lang… – een groetwoord spreken? Of staat de preekstoel voor hen open, omdat we ervan overtuigd zijn dat we alle heiligen nodig hebben om (Ef. 3:18) de breedte en lengte en diepte en hoogte van de liefde van Christus ten volle te begrijpen?

De gemeente waar ds. A.J. Mensink zou preken, was door het hoge water niet te bereiken – ‘de Geest stond het ons niet toe’, zei hij er zelf over. Op zaterdagavond werd alsnog geregeld dat hij in twee andere kerken kon preken, nota bene in een belijdenisdienst. Daar komt in Hongarije zelfs geen kerkenraadsvergadering aan te pas. En dan is het mooi dat een kerkganger na afloop opmerkt ‘blij te zijn dat er in Nederland nog zo gepreekt wordt’.

Gebed

Vijf dagen lang oefenen we ons in het nadenken over hoe het evangelie in een concrete context ingaat. De gebeden met en voor elkaar hebben daarin een grote plaats. Ds. Schaafsma zegt te merken dat de Wende voor de Hongaren nog altijd een enorm trauma is. ‘Ik zal daarom bidden dat dit de kerk niet hinderen zal.’ Zijn collega ds. Judith Németh zegt twee jaar geleden geschokt te zijn door de Nederlandse cijfers over de kerkverlating. ‘Daarom ben ik voor de kerk in jullie land blijven bidden.’
Dat bidden gebeurde ook zingend, een tweetalig gebed, soms negen coupletten aaneen, waarbij het me opviel hoeveel psalmen het werk van Gods dienstknechten benoemen. Het waren liederen over Sion, waarvan God zegt:
‘Hier zal Ik, Mijne Naam ten prijs,
de priesters met Mijn heil bekleên,
en ’t volk doen juichen weltevreên.’
Om dat volk is het ons te doen.

P.J. Vergunst