Waar bent u naar op zoek?

blog

Openingswoord predikantencontio Gereformeerde Bond

Profetische prediking

11-01-2016

Wat zegt het dat een Hongaarse predikant vraagt of er in ons land ruimte is voor profetische prediking? Profetische prediking is dat de Heere er een woord tegenóver zet: het woord van Zijn Koninkrijk tegenover het onze; het woord van Zijn wil tegenover de onze, aldus ds. A.J. Mensink.

Eind 2014 was een aantal Hongaarse predikanten te gast bij hervormd-gereformeerde collega’s en gemeenten. Voor de meesten van hen was dit de eerste kennismaking met het hervormde kerkelijke leven in Nederland. Opvallend was niet alleen dat zij onder de indruk waren van de vele kerkelijke activiteiten én de inzet van veel gemeenteleden. Tenminste zo opvallend was de vraag die een van hen mij stelde: ‘Krijgen jullie als predikanten de ruimte om profetisch te preken? En áls jullie profetisch preken, accepteert de gemeente dat dan?

Die vraag verraadt de worsteling van een predikant in een Hongaarse context, maar die vraag verraadt ook de zorg over de prediking in onze context – een context die sterk beïnvloed is door de beweging en de theologie van de gemeenteopbouw. Wat zegt het dat een Hongaarse predikant die vraag uitgerekend aan óns stelt?

Helvetische Confessie

Misschien komt het wel omdat juist de Hongaarse kerk de Tweede Helvetische Confessie onderschrijft, een belijdenis waarvan dit jaar het 450-jarig bestaan wordt herdacht. Helaas ontbrak dit jubileum in het overzicht van het RD, terwijl deze belijdenis wel de meest internationale gereformeerde belijdenis is genoemd.

Deze belijdenis, dertig jaar eerder geschreven door Heinrich Bullinger, legt in het eerste hoofdstuk over de Heilige Schrift meteen al een verbinding naar de prediking. Met de beroemde opmerking in de kantlijn: De prediking van Gods Woord is Gods Woord, gevolgd door een tweede hoofdstuk over de ware uitleg van de Schriften.

Wat deze confessie over de prediking zegt, is sterk anti-dopers en wel in drieërlei zin. Waar de dopers het gezag van de prediking ophangen aan het al dan niet heilig zijn van de prediker, moeten wij vooral op het gepredikte Woord zélf letten. Waar de dopers een gevaarlijke scheiding aanbrengen tussen Woord en Geest, daar moeten wij de ons beloofde innerlijke verlichting met de Heilige Geest en de ons opgedragen prediking bijeenhouden. En waar de dopers zichzelf tot profeten uitroepen, kunnen wij geen andere predikers erkennen dan die wettig door de kerk geroepen zijn.

Mooi, een belijdenisgeschrift dat zó inzet met de prediking – en daarin sterke inhoudelijke overeenkomst vertoont met onze Nederlandse Geloofsbelijdenis en zeker met de Dordtse Leerregels.

De gezonde leer

De Hongaarse vraag en de Helvetische confessie noodzaken ons om de prediking opnieuw bovenaan de agenda te zetten. Als hoofdbestuur zullen we dat dit jaar ook nadrukkelijk en concreet gaan doen. Nu wil ik één facet, of beter gezegd: één wezenlijke trek van de prediking overdenken. Namelijk de vraag naar het profetische in de prediking.

In Paulus’ brieven aan Timotheüs valt mij steeds weer op hoe centraal de roeping tot prediking staat. ‘Predik het Woord, volhard daarin.’ De gemeente heeft de prediking nodig om onderwezen te worden in en bewaard te worden bij de rechte leer van het Evangelie. De opbouw van de gemeente in de waarheid van Christus is principieel een zaak van prediking. En de urgentie daarvan neemt alleen maar toe wanneer Paulus zegt dat er een tijd (kairos) komt waarin men de gezonde leer niet meer zal verdragen.

Volharden

Nu leest Timotheüs van zijn oudere broeder en leermeester de curieuze toevoeging om te volharden in de prediking, ‘gelegen of ongelegen’ (tijdig of ontijdig). De vraag is niet onbelangrijk of dit ‘gelegen of ongelegen’ op de prediker slaat of op de hoorder. Moet je het Woord verkondigen of het jóu uitkomt of niet, of moet je het verkondigen of de hóórder het uitkomt of niet? Dat laatste zou een stukje cultuurkritiek kunnen bevatten, aangezien de Grieks-Romeinse retorica juist aandringt op een passend woord op een passend moment: Je moet het ijzer smeden als het heet is. Dus ook in de homiletiek zijn we niet wereldgelijkvormig, zou je zeggen. We gaan wel wijs, maar niet berekenend te werk. We richten ons wel op het hárt van mensen, maar kijken hen niet naar de ógen. Omdat God Zelf soms komt als geroepen, maar soms ook helemaal niet. Ook voor onszelf niet. Maar omdat we dan ook zelf uit ervaring weten dat een ongelegen, een ongemakkelijk woord ons het meest tot zegen werd. Dat God Zijn kairos (gelegenheid) bepaalde in een woord dat voor ons juist akairoos (ongelegen) kwam.

Verzoeking

Van zowel de prediker als de hoorder vraagt de Heilige Geest dus de bereidheid om te allen tijde de stem van God in zijn leven te laten klinken. Van de hoorder vraagt Hij een apriori bereidheid en overgave als hij onder de bediening van het Woord komt; van de prediker vraagt Hij een apriori bereidheid en gehoorzaamheid om ongebonden, en zonder aanzien van persoon en situatie de mond van Christus te zijn. Om profetisch te preken.

Dat betekent voor ons niet dat wij in de prediking gezag claimen, maar dat wij gezaghebbend preken. Dat wij preken, terwijl we zelf als mens staan voor de levende God, ingewonnen en overwonnen door Zijn woorden die ons dán weer gelegen, dán weer ongelegen komen. Doen wij dat niet, dan worden wij gelegenheidspredikers en de hoorders gelegenheidshoorders. En ik wil wel toegeven: die verzoeking is soms zeer nabij, óf vanuit ons eigen hart óf vanuit de gemeente. Om pro domo te preken en niet pro Deo.

De Heilige Geest bedient Zich echter, de eeuwen door, van prediking waarin God Zelf aan het Woord komt, gelegen of ongelegen. Profetische prediking is dat de Heere er een woord tegenóver zet. Het woord van Zijn Koninkrijk tegenover het onze; het woord van Zijn wil tegenover het onze. Een woord van vergeving tegenover onze belijdenis van schuld; een woord van vrijspraak tegenover ons oordeel. Maar evengoed een woord van oordeel over onze zélfvrijspraak en zelfrechtvaardiging. God zegt ons genadig de waarheid. En dus worden wij in de prediking genadig aangesproken, maar ook genadig tegengesproken. Want ook priesterlijke prediking is profetisch, juist omdat ze van Godswege tot ons komt. Ook het priesterlijke woord is geen mensenwoord, geen woord van beneden – maar woord van bóven, woord van de ons genadig tegensprekende God. Daarom vraagt de prediking bijbels gezien altijd het antwoord van geloof en bekering als het gehoor geven aan het spreken van de Heere.

Stem van de Herder

Ik ben diep onder de indruk geraakt van een artikel van dr. J. Koopmans uit het eerste oorlogsjaar. Hij schrijft over de kerkelijke prediking in die (1940) tijd. Hij bezweert daarin dat de kritiek van het Evangelie in de prediking niet tot zwijgen gebracht mag worden. Want het gaat daarin ‘niet maar om de toevallige opinies van willekeurige mensen, of het nu meerderheidsopinies of minderheidsopinies zijn – daarin gaat het om de stem van de Goede Herder, die tot Zijn kudde roept en haar daarbij bewaart, die Zijn gemeente op de rechte weg wil houden dwars door de wereld heen, (gaat het) om de stem van God, Die wil dat Zijn kinderkens zichzelven van de afgoden zullen bewaren’.

En even verderop: ‘Wanneer het erom gaat, mensen voor het Evangelie te winnen, dan zullen wij alles doen wat in ons vermogen is om de weg van het Woord tot het hart vrij te houden – met behoud van duidelijkheid. Maar wanneer het erop aan komt, duidelijk te worden, dan zullen wij ons niet door prestigekwesties of vrees voor verlies van invloed mogen laten weerhouden, het Woord te verkondigen, de weg van het Woord overlatende aan de Heilige Geest – met behoud van de christelijke liefde, zonder hardheid, maar in het besef dat wij zó de beste dienst bewijzen aan alwie het getuigenis verneemt.’

Voorspelbare prediking?

Er wordt in de gemeente te veel geklaagd over voorspelbare prediking. Over prediking waarin het niet vonkt en schuurt. Over prediking waarin we niet pal voor het aangezicht van de Heere gebracht worden. Preken die te ‘netjes’ zijn, te afgepast, te kloppend.

Hoewel ook het hóren van een preek een levenslang leerproces is en klachten over de prediking echt niet altijd terecht en terzake zijn, ligt hier wel een belangrijke vraag. Is onze prediking echt ontvouwing van het Woord Gods, ontmoeting met de levende en sprekende God, en gaat zij echt in óp en ín onze werkelijkheid? Wordt de gemeente met al haar noden en zonden, met al haar gelegenheden en ongelegenheden, voor het aangezicht van God geplaatst, en draait de sleutel van het Koninkrijk dan béide kanten op: open en dicht?

Roepende in de woestijn

Ik merk dat ik bij het voorbereiden en het houden van de preek ook zelf echt méns moet zijn en worden. Het Woord komt ook als een tegenover tot míj. Het Woord haalt ook míj onderuit, in mijn verlorenheid maar ook in mijn vroomheid – en dat Woord zet ook míj weer op de been, in Christus. Onze prediking verliest aan profetische kracht, juist als dominees geen mens meer zijn, mens met haken en ogen, mensen van niks – maar in plaats daarvan met het Wóórd van de andere kant ook zelf ménsen van de andere kant zijn geworden. Dan word je pas écht een roepende in de woestijn, als iemand die het echte woestijnleven vreemd is.

Daarom kun je je zelf er nooit mee verheffen of inkapselen dat de prediking van het Woord van God het Woord van God is. Want de prediker is Gód niet. Integendeel, het wordt voor jezelf een spannend wonder dat je de woorden waarvan jezelf uit genade moet leven, mag doorgeven. Als geroepene des Heeren.

Want, zegt Koopmans tegelijk, ‘de Heilige Geest is de Prediker door de mond van de menselijke prediker. Daaraan ontleent de kerkelijke verkondiging die geheel eigensoortige en onvergelijkbare autoriteit.’

En als ik nóg iets van Koopmans mag doorgeven (alleen maar als indringend citaat voor de kerk op weg naar 2025): ‘De dominees moeten zeggen wat de Kerk zegt, de Kerk moet zeggen wat de Schrift zegt, want de Schrift zegt wat God zegt.’

Verwachting

Predik het Woord. Volhard daarin, gelegen of ongelegen. Laat de prediking de toon zetten in de gemeente. Verlaag daarom het aantal preekbeurten in de eigen gemeente niet. Laat de prediking het spoor wijzen, en de bron zijn van alle arbeid in de gemeente. Laat jeugdwerk, pastoraat, catechese en beleid uitwerking zijn van de prediking – anders ontstaat er frictie, vroeg of laat, waarbij de schuld nogal eens bij de prediking (en de prediker) gelegd wordt. En heb vooral verwachting van de sprekende God. Want zou Hij ons het bevel geven tot de prediking zonder daaraan Zijn belofte te verbinden?

De Hongaren vroegen naar het profetische gehalte van onze prediking. Omdat zij zelf ervaren dat de kerk ook in het ná-communistische tijdperk de stem van de profetie nodig heeft. Het materialisme grijpt ook daar om zich heen, en zij zien aan de Nederlandse kerk hoe makkelijk we ons te slapen geven in de armen van een comfortabel christendom.

Me dunkt: een indringende vraag. En een zeer terechte. Ook hier is de nood van de kerk de nood van de prediking, en de nood van de prediker. Heb door de kracht en de genade van de Heilige Geest de moed om anderen te willen winnen en uzelf te verliezen. Heb door de kracht en de genade van de Heilige Geest de moed om met ándere woorden te komen. Geen woorden die ménsen hadden kunnen bedenken, woorden die in het verlengde van (kerk)mensen liggen. Maar woorden die zó haaks zijn dat ze bevrijdend, bekerend, vernieuwend zijn. Woorden die zó vreemd zijn dat de Heere daarmee Zelf in het midden van Zijn gemeente verschijnt.

‘Nicht über Predigt-Not und leere Kirchen klagen, sondern klar und vollmächtig die Botschaft ausrichten! Nicht in immer neue Aktionsprogramme ausweichen, sondern das Wort Gottes verkünden.’ De kerkvader Chrysostomus geeft ons daarbij een troostvol beeld: de bron borrelt altijd door, ook als niemand eruit komt drinken.

Van harte wens ik u Gods Geest en genade voor uw prediking in 2016.

A.J. Mensink

Ds. A.J. Mensink is voorzitter van het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond en predikant van de hervormde gemeente van bijzondere aard te Krimpen aan den IJssel.