Waar bent u naar op zoek?

Gods wil doen

16-12-2013

Van meet af aan staat de komst van de Messias in het teken van het doen van Gods wil. Hij draagt de wet van God in Zijn binnenste. Daarin vindt de Messias zelfs vreugde, schrijft ds. H. Westerhout.

In een fijnzinnige studie over de ark van het verbond wordt deze bezien als een beeld van Christus. Naast een beschrijving van de buitenkant vertelt het boek wat er in de ark lag, in het inwendige onder het gouden verzoendeksel. De wet van God die door God is geschreven op de twee stenen tafelen, ligt onder andere binnen in het heilige voorwerp.

Alleen de Heere Jezus kon zonder enige reserve zeggen tot Zijn Vader, tot God die de Tien woorden gaf als wet om naar te leven: Uw wet is in Mijn binnenste. Hij droeg de wet inwendig mee en leefde de wet onder de Zijnen voor.

In Psalm 40 zingt David zijn hoop en verwachting op die God uit, Die verschijnt en hulp geeft, opbeurt en een nieuw lied geeft. In het midden van deze psalm komt een raadselachtige strofe voor over een mens die komt in gehoorzaamheid. Hij volgt het bevel op waarop Hij ‘ja’ heeft gezegd. Hij is tijdens de uitvoering van de opdracht gehoorzaam aan Zijn zender.
Met de brief aan de Hebreeën heeft de kerk dit woord Messiaans gelezen en verstaan. Dit is vervuld in Christus. Met een variant op de woorden van de kamerling: Van wie zingt David dit? Van de Zoon van David Die meer is dan David. In de rol (de Thora) is over Hem geschreven. Leggen we de boeken van Mozes naast het Kind van Bethlehem, dan staan we verbaasd van de trekken, die de wet van Mozes van de Gezalfde noemt. In Jezus Christus is Hij vlees en bloed geworden. In de evangeliën lezen we over het dát van Christus, in de boeken van het Oude Testament horen we het wát en hóé van Christus. Hij maakte de woorden waar: ‘Zie, Ik kom om Uw wil te doen’.

Met de woorden ‘om Uw wil te doen’ spreekt de Heere Christus Zijn gewillige gehoorzaamheid uit om het ambt dat de Vader Hem oplegde, uit te voeren. Hij betracht de wet in Zijn hart. Psalm 1 luidt in de berijming: ‘herdenkt, bepeinst en ijverig betracht’.