Waar bent u naar op zoek?

Groot-Brittannië is een natie in verwarring

08-07-2014

Het Verenigd Koninkrijk is niet meer wat het was. De inwoners komen vandaag uit verschillende etnische groepen, hoewel de meerderheid Europees en blank is. Ook het geestelijk leven is veranderd, schrijft rev. G.R. Curry.

Christenen komen voor het eerst naar Groot-Brittannië in de Romeinse tijd, in de derde en vierde eeuw. De Angelsaksen, die in de vijfde eeuw van het Europese vasteland komen, brengen polytheïsme naar Engeland. Maar in de zevende eeuw wordt de natie opnieuw overwegend christelijk. Dat is de vrucht van het werk van Keltische christenen, zoals Columba in Schotland, Aidan en Cuthbert in het noorden van Engeland en Augustinus van Canterbury in het zuiden.

Een volgend hoogtepunt is de Reformatie. Tijdens het bewind van koning Henry VIII (1506-1547) wordt uit de corrupte kerk van de Middeleeuwen de Church of England gevormd. Tijdens Edward VI (1547-1553) is er geestelijke vooruitgang, maar dat komt tot stilstand onder Mary I (de Bloedige, 1553-1558), die op wrede wijze de voortgang van de Reformatie probeert te keren. Elizabeth I (1558-1603) volgt Mary op en herstelt het protestantse karakter van de kerk en natie. Ze verzet zich echter tegen de puriteinse beweging van de late zestiende eeuw.
Zoals hun nam al doet vermoeden, pogen de puriteinen de kerk verder te hervormen naar het Woord van God. Onder invloed van John Knox wordt de kerk In Schotland meer puriteins. In de zeventiende eeuw worden de puriteinen zeer invloedrijk. Als het om staatszaken gaat, betekent het protectoraat van Oliver Cromwell (1649-’60) waarschijnlijk een puriteins hoogtepunt. Nooit is Groot-Brittannië op hoger moreel en christelijk peil geweest dan in deze jaren. Godvruchtige mannen als Thomas Cartwright, Stephen Charnock, John Owen en Richard Sibbes hebben een diepgaande invloed.
Helaas nemen de geestelijke verworvenheden van eerdere jaren af door de leerstellige verschillen tussen protestanten en door het streven van Karel II (1660-1685).

De achttiende eeuw brengt gelukkig een wijdverbreide geestelijke opwekking. God gebruikt George Whitefield en John Wesley in Engeland, Daniel Rowlands, Howell Harris en Whitfield in Wales en de gebroeders Erskine in Schotland. Als gevolg daarvan bezwijkt de natie niet voor de verwoestingen van de Verlichting, zoals in Frankrijk wel gebeurt. God houdt Zijn kerk in stand.