Waar bent u naar op zoek?

HGJB doet onderzoek onder belijdeniscatechisanten en hun predikanten

12-05-2014

De meeste jongeren die belijdenis willen doen, ervaren het gesprek met de predikant als de belangrijkste stimulans om een definitieve keuze voor hun gemeente te maken, concludeert de HGJB na onderzoek onder jongeren en predikanten.

Het onderzoek vond plaats door middel van enquêtes en werd gelijktijdig uitgevoerd met een literatuurstudie naar ‘jongeren en geloofsopvoeding’. Een en ander staat in het kader van de ontwikkeling van nieuw materiaal voor belijdeniscatechese dat aansluit bij actuele ontwikkelingen en behoeften van catechisanten en hun leermeesters.

Het literatuuronderzoek behelst recente wetenschappelijke literatuur (veelal vanaf 2010). In ons land is het vooral het Onderzoekscentrum voor Jeugd, Kerk en Cultuur van de PThU (OJKC) dat onderzoek doet naar geloofsopvoeding. Het is duidelijk dat het belang van de kerk als instituut voor jongeren al enkele tientallen jaren hard afneemt. In plaats daarvan is er vooral aandacht voor persoonlijke zingeving en authenticiteit gekomen. Het gevolg is dat de drieslag kerk, school en gezin niet meer functioneert.
De uitslag van de HGJB-enquête bevestigt deze trend: de meeste jongeren geven aan dat ze geen behoefte hebben om over onderwerpen als kerk/Protestantse Kerk en ambt te praten. Onderwerpen die ze wel van belang vinden, zijn ‘God leren kennen’, ‘God de Vader’, ‘God de Zoon’, ‘God de Heilige Geest’, ‘avondmaal’ en ‘gebed’ . Items als ‘De kerk’, ‘lid zijn van de gemeente’, ‘ambten in de kerk’ en ‘lid zijn van de Protestantse Kerk’ scoren opvallend laag.

Predikanten herkennen de voorkeur van hun catechisanten voor de genoemde onderwerpen. Een enkeling geeft aan dat er meer aandacht zou moeten zijn voor ‘God de Zoon’ of de grote verbanden van kerk en wereld. Ook merkt een aantal predikanten op dat onderwerpen die niet in trek zijn, niet per se karig behandeld hoeven te worden, maar opnieuw geactualiseerd/relevant gemaakt moeten worden.

(Bespreking door drs. Tera Voorwinden-Hofman.)