Waar bent u naar op zoek?

Kohlbrugge’s twee portretten

30-06-2014

Een groep bezwaarde leden van de hervormde kerk in Middelburg brengt in 1857 een beroep op dr. H.F. Kohlbrugge in Elberfeld uit. Het betrof een soort ‘buitengewone wijkgemeente' met een eigen kerkgebouw.

De ‘direktie’ stuurt een officiële beroepsbrief, en laat die gepaard gaan met een bewogen schrijven aan de kerkenraad van de Niederländisch-reformierte Gemeinde in Elberfeld. Die brief refereert aan wat Kohlbrugge ooit was aangedaan. ‘De Nederlandsche Hervormde Kerk heeft bij besluit van den 21 Julij 1830 de waarheid verbannen, daarentegen de leugen aan eigen boezem geteelt.’ En dan komt het: ‘Zal het u verwonderen, geliefde Broeders! dat Nederland thans zuchtende is naar die waarheid welke zij weleer verwierp? Zal het u verwonderen, veel geliefde en beminden in den Heere, dat wij biddende van den Heere begeeren, dat Hij de banneling om Zijns Naams wil, weder naar Zijne tente terug brengt? Neen! Dit kan, dit zal U niet verwonderen […]. Welaan dan Lieve Broeders! Het bedroeve U niet, dat wij door ongezochte wegen geroepen werden, de verdrevene Broeder Kohlbrugge weder binnen onze landpalen te roepen. De uitkomst zal leeren wat God de Heere met hem en met ons voorheeft.’

Anderen uit de gemeente leggen hun verlangen aan Kohlbrugge persoonlijk voor, onder wie de koster van de kerk. Ongekunsteld, met hier en daar typisch Zeeuwse spellingseigenaardigheden en nagenoeg zonder interpuncties (die ik nu voor het gemak maar aanbreng) doet hij een vurig pleidooi voor Middelburg. Als ‘alles verbeurde man en van alles ontbloot schepsel’ neemt hij de pen op: ‘Gafe God huijt [uit] genade om Cristus wil dat domene Doctor Kohlbrügge daar stond en voor ons optrad. Og mijn Heer, het is de roepstem van zoo veelen. Indien Gij het wist, Uwe Eerwaarde soude [het] bijna niet gelooven en het is daarom dan, dat ik niet kan nalaten om u ook de begeerte van mijn art [hart], het verlangen mijner ziel op dit papier in mijn dom verstand en mijn onnozelheidt huijt te drukken en ook tot uwe te roepen wat die Massadonier eens riep: Komt tot ons over en helpt ons. Og mogt het in den weg der aanbiddelijke voorzienigheid zijn en zijnen art nijgen om tot ons te koomen om de vervalle muren van Middelburgs Zion op te bouwen […].’