Waar bent u naar op zoek?

Open en kwetsbaar leven

07-04-2015

Tijdens zware luchtaanvallen stond Bonhoeffer in zijn gevangenis doodsangsten uit. Maar deze gebeurtenissen, schreef hij, ‘brachten me eenvoudigweg tot gebed en tot de Bijbel’. Dr. G. van den Brink zoomt in op Bonhoeffer over de christen.

Langs die weg ontving hij een diep vertrouwen op de alomvattende macht van Jezus Christus. Dat blijkt bijvoorbeeld uit een notitie die hij al op Hemelvaartsdag 1943 maakte: ‘Vandaag is het Hemelvaartsdag, een dag van grote vreugde voor allen die het geloven kunnen dat Christus de wereld en ons leven regeert.’ Het was deze wetenschap van het geloof die hem tot op de dag zijn aangrijpende levenseinde zo’n opvallende rust en kracht gaf.

Toch is het niet zozeer de verhoging maar juist de vernedering van Christus die gedurende Bonhoeffers gevangenschap steeds meer op de voorgrond komt te staan. Dat is gezien zijn benarde situatie ook niet vreemd.

In een brief schreef Bonhoeffer op 18 juli 1944 vanuit de gevangenis in Tegel aan zijn vriend Eberhard Bethge: ‘De mens wordt geroepen om het lijden van God aan de godloze wereld mee te lijden. Hij moet dus in de godloze wereld leven en mag geen poging doen om haar zonder-god-zijn op een of andere manier religieus toe te dekken of te verklaren; hij moet ‘wereldlijk’ leven en neemt juist op die manier deel aan het lijden van God.’ Zijn schrijven staat in het kader van een overdenking over het lijden van Christus in de hof van Gethsémané.

Wanneer Bonhoeffer schrijft dat ‘de mens wordt geroepen om het lijden van God aan de godloze wereld mee te lijden’, denkt hij aan de woorden van de Heiland aan Petrus: ‘Kon u dan niet één uur met Mij waken?’ (Matt.26:40). Het raakt Bonhoeffer dat deze vraag van Christus onze normale godsdienstigheid op z’n kop zet. Het is immers normaal dat een mens in tijden van zwakheid en nood God om hulp vraagt. Als we het zelf niet meer redden, kunnen we altijd nog bidden. Hier gebeurt echter precies het omgekeerde: Christus, Die God Zelf is in het menselijke vlees, vraagt óns om hulp. Hij vraagt Zijn leerlingen immers om naast Hem te staan in Zijn lijden. En Hij meent het.

Gereformeerde christenen zijn geneigd hierbij aan te tekenen dat Christus dat deed ‘naar Zijn menselijke natuur’. Maar Bonhoeffer was luthers, en Luther en de zijnen benadrukten sterk de eenheid van Christus’ twee naturen. Zodoende kan Bonhoeffer dit woord uit Mattheüs 26:40 ook op de goddelijke natuur van Christus betrekken, en daarmee op God Zelf.

Lees het volledige artikel in De Waarheidsvriend van 10 april 2015.