Waar bent u naar op zoek?

Tillen aan de ramp

29-01-2013

Als de dag van gisteren herinner ik me de schrikbarende berichten die mijn ouderlijk huis in die winterse rampnacht zestig jaar geleden bereikten. Ik was op een paar dagen na elf jaar en woonde in Zeeuws-Vlaanderen.

De omvang van de ramp konden we aanvankelijk nog niet vermoeden. Maar voor ieder die storm en kou trotseerde en aan de haven constateerde dat het water van de Schelde bij eb al zo hoog stond alsof het vloed was, werd het duidelijk dat de situatie uiterst hachelijk was.

Dijken braken door. Polders liepen onder. Lager gelegen gedeelten van ons stadje raakten overspoeld. Mensen en dieren waren in nood. Schokkend. En we wisten niet hoe veel erger het was op Tholen, Flakkee, Schouwen-Duiveland.

 

Zee-land

Water. Wat een geweld! En dan te bedenken dat het oppervlak van onze planeet voor twee derde uit water bestaat, zoals ik ergens las. Niet alleen Zeeuwen, maar alle aardbewoners zijn in feite eilandbewoners. Ieder continent is omgeven door onmetelijke massa’s zee en water. Zeeuwen weten ervan mee te praten. Ze wonen niet voor niets in Zee-land.

Zee en land. Gaat dat tweetal vredig samen? Of leven ze in onmin? De geschiedenis leert hoe vaak dat laatste het geval was. Onlangs heb ik de nieuwste Geschiedenis van Zeeland aangeschaft. Als daarin één ding naar voren springt, is het dat de Zeeuwen de eeuwen door een bittere strijd hebben gevoerd om stukken land op de zee te veroveren. Soms met blijvend succes. Soms met tijdelijk succes. Want bij hoge vloeden werd het land dan weer door het water heroverd.

 

Tillen

Wellicht waande de moderne mens zich veilig in een eeuw van opbouw, groei, vooruitgang. Maar toen was daar opeens die februarinacht van ’53. Meer dan 1800 slachtoffers. Vele duizenden gewonden. Gewond niet alleen in lijfelijke zin, maar mentaal: levenslang beschadigd door verlies en gemis en soms alleen al door de herinnering. Ik heb een vrouw ontmoet die bij elke storm de tragedie weer opnieuw beleefde.

Nu had ik het over honderd- en duizendtallen. Maar dat is slechts het resultaat van tellen. Je moet er eens aan tillen. Een poging doen om het je in te leven. Echt eraan tillen kan denk ik alleen als je het aan den lijve hebt meegemaakt. De duisternis, de snijdende kou, de vliegende storm, de ziedende zee. Angst! Voor velen de laatste nacht. Zaterdagavond leefden al die mensen nog. ‘De zondagse kleren en het kerkboek lagen voor morgen al klaar. Ze zijn nooit meer naar de kerk gegaan. Ze zijn… het water ingegaan’ (Gabe van Duinen).

 

Vader

Aangrijpend zijn de verhalen van mensen die er na jaren van stilzwijgen eindelijk over gingen vertellen. Zo herinner ik mij het verslag van een man die destijds in Nieuwerkerk op Duiveland woonachtig was, hoe hij voor het water op de vlucht moest. Maar bij hem in huis woonde zijn oude, invalide vader. Die kon hij onmogelijk achterlaten. Hij nam hem dus op zijn schouders. De last was zwaar. Te zwaar, dacht hij. ‘Dat red ik niet. Het wordt mijn dood.’ Het water steeg. Hoger en hoger. Tot boven kniehoogte. Maar door de druk van de vracht die hij droeg bleef hij op de been. En hij redde het.

Maar het kon ook anders. Ik denk aan het relaas van een vrouw, toen nog een jong meisje, die het weliswaar zelf ook redde, maar niet in staat was om haar zusje te redden, die ze net buiten bereik van haar handen door de golfslag zag meegesleurd. Om nooit te vergeten!

 

Gedenken

Ja, om nooit te vergeten. We gedenken. En dat doen we in een geest van piëteit, dankbaarheid, weerbaarheid en kwetsbaarheid. Piëteit jegens al die kinderen, mannen en vrouwen die in die nacht de dood vonden, voor al diegenen die onherstelbare verliezen leden, en voor allen ook die als redders hun leven waagden.

Dankbaarheid voor de (betrekkelijke) veiligheid die we genieten achter duinen, dijken en dammen.

Weerbaarheid, in verantwoordelijkheidsbesef voor milieu en medemens, met het oog ook op de komende generatie.

Kwetsbaarheid en bescheidenheid vooral. Geen Deltawerk, geen technologie, geen instantie is bestand tegen een extreme stormvloed of tsunami.

Geen? Ja, toch. Ik ken er Een. Die kan ik aanbevelen. Het is God, die juist als we reddeloos dreigen te verdrinken zegt: ‘Vrees niet. Als ge door het water gaat, ben Ik erbij. Geen golven zullen u overstromen. Ik laat wel zinken, maar niet verdrinken.’

Maar wat moeten we dan denken van al die mensen die tot God riepen in die februarinacht en op Hem vertrouwden? Ze zonken en verdronken. Die zijn toch omgekomen? Ja. En nochtans nee. Ze zijn aangekomen. In de haven van behoud. Misschien wel met flarden van een lied in hun bange hart: ‘Ruwe stormen, nacht, maar God, mijn God… Door een nacht, hoe zwart, hoe dicht, voert Hij mij in ’t eeuwig licht.’

A. de Reuver

Prof.dr. A. de Reuver is hervormd predikant te Serooskerke. Bovenstaande tekst is een ingekorte weergave van de speech die hij 1 februari in Serooskerke houdt.