Waar bent u naar op zoek?

Toeleven naar Kerst

02-12-2013

Hoe beleef je als gezin de adventsweken? Blijft het bij wekelijkse aankondigingen - eerste advent, tweede advent, derde advent, vierde advent - en dan is het ineens Kerst? Of kunnen we deze weken meer inhoud te geven, ook met kinderen?

Hoe kijk je als gezinsleden met elkaar verwachtend uit naar het komende kerstfeest? Het is goed om in de adventsweken met (jongere) kinderen speciaal bezig te zijn met de Bijbel. De HEERE belooft daar grote zegen op (Spr.16:20). Het is ook een bijbelse opdracht om met onze kinderen de feesten te vieren, zodat zij weten waarom heilsfeiten zo belangrijk zijn. Hoe geef je de adventsweken vorm?

Werkwoorden

Voor iedere adventsweek nemen we een werkwoord: verwachten, verwonderen, vervullen en verlangen. Daarbij hoort steeds een bijbelgedeelte en een aantal vragen om er samen over door te spreken. In de kadertjes staan kleine opdrachten om met elkaar aan de slag te gaan – na het eten of op zondag(middag) bijvoorbeeld.
Het is de bedoeling dat de vragen en/of opdrachtjes samen worden gedaan. Bij een gezin horen niet alleen de kinderen, maar ook de ouders. Kinderen kunnen veel van (het geloof van) hun ouders leren. Maak daarom als ouder ook zelf de opdrachten en doe mee met de gesprekken. Geef leiding, maar wees ook een voorbeeld. Als Kerst, en dus ook advent, veel voor ouders betekent, zullen kinderen dat verlangen opmerken. Praat, bid, zing er met elkaar over (Ps.78:3,4).

Verlangen

De gespreks- en leessuggesties op deze pagina’s moeten helpen om met elkaar bewuster met de adventstijd bezig te zijn. Kies ervan uit wat bij jullie gezin past. Ga met elkaar aan de slag en gebruik elkaars creativiteit, elkaars inzichten, maar vooral elkaars geloof(sgroei). Neem tijdens de adventsweken elke dag een moment om bij de bijbelgedeelten stil te staan. Voor elk gezin zal een ander moment geschikt zijn, maar breid die momenten uit met samen zingen, (kring)gebed en met kleine kinderen bijvoorbeeld knutselen. Realiseer je daarbij wel dat zulke momenten samen niet beperkt moeten blijven tot de adventsweken. Als het goed is hebben jullie als gezin heel vaak gesprekken over de Bijbel, de preek – én het Kerstkind – en is er altijd een verlangen dat Zijn tweede komst spoedig komen zal.

 

***

Week 1 – Verwacht

Soms kun je heel erg naar iets uitzien. Waar kijk jij op dit moment naar uit? (Heeft iemand je een verrassing beloofd? Ga je logeren in de vakantie of ben je misschien bijna jarig?) Bij de gedachte aan die dag alleen al word je op een gezellige manier een beetje nerveus. Je kijkt ernaar uit, voelt je wat gespannen, zit de dagen af te tellen en bent vaak met je gedachten bij die dag.

Lees Lukas 1:5-18.
Het woord ‘advent’ betekent letterlijk ‘verwachten’. Wat – of Wie – verwacht je? Hoe beleef je de adventstijd? Zie je ernaar uit, zoals je uitziet naar iets leuks en spannends? De weken voor Kerst worden niet voor niets adventsweken genoemd. Waar ben jij vaak met je gedachten, deze weken voor Kerst?
Waar zit Zacharias met zijn gedachten? Probeer je in te leven in zijn situatie: alles wat door zijn gedachten dwarrelt kan hij niet eens onder woorden brengen – en dat door zijn eigen ongeloof. Hoe zou jij gereageerd hebben als je Zacharias was? Zou je spijt hebben van je ongelovige reactie?

• Wat roept het woord advent bij je op?
• Wat verwacht jij zelf – met advent, met Kerst?
• Maak van alle gedachten die bij je opkomen een woordspin (zet ADVENT in het midden van een vel papier en schrijf daaromheen alle dingen die je te binnen schieten).
• Hang het papier op een zichtbare plek en vul het dagelijks aan. Laat (kleine) kinderen plaatjes zoeken of tekeningen maken en erbij plakken.
• Bespreek de bijbel- en adventsverhalen die op school verteld zijn en lees en bespreek ze na – bijvoorbeeld na de avondmaaltijd. Waaruit blijkt het verwachten? Hoe uiten de mensen uit het bijbelverhaal hun verwachting? Wat leer je hiervan?
• Plaats deze weken de (kinder)bijbel goed zichtbaar in de woonkamer. Gebruik desnoods een (kook)boekstandaard. Leg de Bijbel open op de plaats waar het bijbelverhaal deze dag over ging (op school, kerk, club) en blader iedere keer met de vertellingen mee. Voor de allerjongsten kan een Bijbel met platen handig zijn.

In de adventsweken worden in de kerk, op school, op de kinderclubs vaak de verhalen van Zacharias en Elizabeth, Johannes de Doper, Jozef en Maria verteld. Waar zitten zij met hun gedachten? En jij?
Iedereen leeft op een andere manier toe naar het kerstfeest, het geboortefeest van onze Zaligmaker. Merk jij verschillen – op school, op je werk, in het dorp? Welke dingen/aspecten zie je die eigenlijk niets met Kerst te maken hebben? Welke elementen vind jij belangrijk voor het kerstfeest?

Om te zingen: Psalm 25:2, 40:1, 42:5, 65:1, 119:25, 130:1. Bespreek de psalmen met elkaar, wat betekenen de woorden die jullie zingen?
Welke psalm ken je niet? Leer die deze week uit je hoofd, zing hem elke dag.

Wijnanda Hogendoorn