Waar bent u naar op zoek?

blog

Predikanten vinden dat christenvervolging te weinig leeft

Getal van de martelaren

02-12-2013

Een meerderheid van de predikanten in Nederland vindt dat er te weinig aandacht is voor christenvervolging, zo blijkt uit een enquête/peiling van SDOK. Op verzoek van SDOK hieronder een commentaar bij de uitslag van de peiling.

Het is geen compliment voor de kerk in Nederland dat SDOK een enquête moet houden naar de betrokkenheid van predikanten bij het thema christenvervolging. In Openbaring 2 en 3 maakt Christus als de verhoogde Heiland een soort röntgenfoto van zeven gemeenten in Klein-Azië, waarin Hij het leven van deze gemeenten in de weegschaal legt die God hanteert. Hij prijst de gemeente als ze het Woord bewaart en de Naam niet verloochent, als ze moeilijkheden verdragen heeft en volharding getoond.

Enkele dingen tegen u

Niettemin klinkt er ook: ‘Maar Ik heb enkele dingen tegen u…’ Het zou zomaar kunnen dat Jezus zo naar de gemeenten kijkt die wij dienen: ‘U luistert trouw naar Mijn Woord, u verzuimt de onderlinge bijeenkomsten niet, u bent bereid van uw salaris een deel aan de kerk te geven, maar Ik heb tegen u dat de drukte in uw leven en dat uw gemakzucht maakt dat u zich nauwelijks bekommert om al degenen die lijden vanwege Mijn Naam. Terwijl Ik u via een brief van Mijn knecht Paulus (1 Kor.12:26) nog zo gezegd had dat als één lid lijdt, alle leden meelijden.’
Het zou zomaar kunnen dat Jezus zo naar voorgangers kijkt en moet zeggen: ‘U heeft wel gepreekt over bekering en verzoening met God – daar prijs Ik u om -, maar Ik heb enkele dingen tegen u, namelijk dat u de gemeente niet aan het hart legt wat Ik schreef over het laatste oordeel (Matt.25), waarin Ik tegen alle rechtvaardigen zeggen zal: ‘Kom, beërf het Koninkrijk, want Ik was in de gevangenis en u bent bij Mij gekomen.’ Want toen u dit deed voor een van de geringsten, toen deed u dat voor Mij.’

Omgeven door luxe

Bij mij wringt er iets als we ons bezinnen op de betrokkenheid bij christenvervolging. Terwijl wij door onze luxe omgeven zijn, denken we na over hen die op dít moment gemarteld worden, die eenzame opsluiting ondergaan, los van gezin en familie, die geprest worden Jezus’ naam te verloochenen. Confronterende vragen in een enquête mogen ons wakker schudden, immuun als we kunnen zijn voor het optreden van hedendaagse Saulussen, die nog steeds briesen van dreiging en moord tegen de discipelen van de Heere (Hand.9:1).

***

De respons op de enquête – door sommigen liever peiling genoemd – noem ik verontrustend laag. 25 procent van de 1295 verstuurde enquêtes is ingevuld, terwijl SDOK aangaf de respons van belang te achten om haar missie uit te blijven voeren om naast vervolgde christenen te staan en christenen in ons land op te roepen tot verbondenheid. 75 procent (!) blijkt er niet voor te kiezen hier enkele minuten aan te besteden, om persoonlijk na te denken over hoe hun eigen betrokkenheid op de vervolgde kerk is. Niet drie kwart van de kerkgangers, maar drie kwart van de voorgangers.

Eén antwoord mogelijk

Over de antwoorden op de enquête kunnen we in grote lijnen dankbaar zijn. Tegelijk verbazen de antwoorden ons niet. Als de stelling luidt ‘ik voel mij verbonden met vervolgde christenen’, kan er toch slechts één antwoord mogelijk zijn, althans een goed, beter: een bijbels antwoord. De drie procent die het hier niet mee eens is of er geen mening over heeft – bij elkaar toch altijd nog negen mensen! – zouden op onze kosten een maand naar Noord-Korea, Saoedi-Arabië, Afghanistan, Irak of Somalië mogen, de vijf landen die de ranglijst christenvervolging 2013 aanvoeren.

Op een voetstuk

In de enquête zijn vragen en mogelijke antwoorden te vaak relatief. Een stelling als ‘Vervolgde christenen worden te veel op een voetstuk geplaatst’ roept de reactie op: Wat is ‘te veel’? Had deze woordjes maar weggelaten, zodat de stelling luidt ‘Vervolgde christenen worden op een voetstuk geplaatst’. Immers, bij het antwoord is het mogelijk het hier deels mee eens of deels mee oneens te zijn. Nu is 24 procent het er ‘deels mee oneens’ dat ‘vervolgde christenen te veel op een voetstuk geplaatst worden’. Wat beweer je als je dit antwoord aanklikt eigenlijk? En wat is het verschil tussen de 40 procent die vindt dat vervolging bij het leven van een christen hoort en de 49 procent die het hier deels mee eens is. In welk opzicht zijn deze voorgangers het hier dan niet mee eens?

Voorbede

Gelukkig bidt 90 procent van de predikanten wekelijks of maandelijks in de eredienst voor vervolgde christenen. Ik zou daarbij wel willen weten wat de inhoud van zo’n gebed is. Als je alleen zegt ‘Heere, wij bidden U voor de vervolgde kerk’ en verder niets – wat in de eredienst nogal eens gebeurt, ook bij andere thema’s -, wat heb je dan eigenlijk gebeden? Heb je God dan iets concreets gevraagd? En verwachten we dan dat Hij als de Hoorder der gebeden op dit gebed op de een of andere wijze zal ingrijpen?
In de preek besteedt twee derde enkele keren ter jaar aandacht aan christenvervolging. Waar de tekst van de preek of de catechismuszondag hier aanleiding voor geeft – en dat zou zomaar vaker kunnen zijn dan we denken – mogen we dit blijven stimuleren.

Nieuwsbrieven van organisaties én de christelijke media – het RD heeft op zijn homepage sinds kort een button Christenvervolging – blijken van belang om het leven van de kerk in de verdrukking onder onze aandacht te brengen. Dan constateer ik dankbaar dat de verhalen uit Noord-Korea en al die landen bewogenheid en verbondenheid oproepen. Op de zesde plaats staat als emotie ‘medelijden’. Ja, dat wordt – in de bijbelse zin van het woord – vooral van ons gevraagd, mede-lijden.

Grote dag

De enquête biedt tot slot ruimte voor persoonlijke opmerkingen. Vooral lees ik hierin dat het leven van vervolgde christenen ons leert dat God een werkelijkheid is, dat Hij ís, krachtig ervaren als een Hulp in benauwdheid. Het maakt dat wij in onze contacten met vervolgde christenen veel meer ontvangen dan we geven.
Het is tevens een appèl aan ons om te leren, dieper te leren verstaan, dat geloven niet meehobbelen is, genade niet goedkoop is, dat we ontdekken wat het brengen van een offer is, in de navolging van Jezus. Omdat Hij het offer gebracht heeft en zo tot grote Priester over het huis van God werd, laten wij de belijdenis van de hoop onwankelbaar vasthouden, en laten wij op elkaar letten (dat heeft anno 2013 een wereldwijde dimensie) door elkaar aan te vuren tot liefde en goede werken… en dat zoveel te meer als u de grote dag ziet naderen.

Martelaren

Die grote dag, de wederkomst van Christus, ontbrak in de enquêtevragen, komt wel terug in persoonlijke reacties, is vooral de dag van uitzien voor de zielen van hen die geslacht waren omwille van het Woord van God en het getuigenis dat zij hadden (Openb.6) en die roepen: ‘Tot hoe lang, heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt U ons bloed niet aan hen die op de aarde wonen?’ Zij krijgen een lang, wit gewaad, burgerrecht in de hemel. En zij horen dat zij nog een korte tijd moeten rusten, ‘totdat het aantal van hun mededienstknechten en hun broeders, die evenals zij gedood zouden worden, volledig zou zijn geworden.’
Dat leert het laatste bijbelboek: niet alleen het getal van de uitverkorenen, ook het getal van de martelaren moet vol worden. Laten we bij deze realiteit, bij deze toekomst leven, in het besef dat aan Christus gegeven is alle macht in hemel en op aarde. Laten we tot die tijd niet alleen onze tijd, ons geld, onze woorden, maar ons leven mogen delen met hen die verdrukt zijn.

P.J. Vergunst