Waar bent u naar op zoek?

blog

Beleid voor opheffing gemeenten wordt nodig

Kerk met elkaar

10-03-2020

Op dezelfde februaridag kwamen twee berichten naar buiten: de vrijgemaakt-gereformeerde kerk van Dokkum hield haar laatste kerkdienst en de gereformeerde gemeente van Hoogvliet zal dit in november doen.

Friesland en de Randstad – niet alleen daar worden gemeenten kleiner en kleiner. Wat doe je dan? 

De sluiting van een kerkgebouw is voor (oudere) gemeenteleden een proces vol emotie. In 2012 haalde protestants Leeuwarden het landelijke nieuws, omdat vier van de zeven kerken dicht moesten. Het moderamen van de synode trok naar de Friese hoofdstad en de toenmalige preses, ds. P. Verhoeff, gaf zijn stevige mening: ‘Er zitten in deze stad met 95.000 inwoners mensen op het bevrijdende Evangelie te wachten en niet op geruzie over gebouwen.’ De gemeente zelf ervoer dat afscheid van een gebouw ook afscheid inhield van een wijze van gemeente-zijn. Het leert ons dat het om moeten gaan met krimp spanning kan geven, tot onderlinge verwijdering kan leiden bij degenen die tot de gemeente blijven behoren. 

Herbestemming van kerkgebouwen

Elke keer doet een bericht over kerksluiting pijn, al hebben we de realiteit van de Nederlandse kerkelijke situatie aanvaard. De eredienst zien we als een geheiligd samenkomen waarin God aan het woord is, in de reformatorische traditie is het gebouw dit niet. En toch, met elke kerktoren die naar de hemel verwijst en waarvan de klok niet meer luiden zal, doet het protestantisme een stapje terug en verandert het gelaat van de Nederlandse samenleving – evenals met elke moskee die gebouwd wordt.

Uit onderzoek van dagblad Trouw bleek vorig jaar dat 1400 van de 6900 kerken in Nederland een andere bestemming kregen, terwijl er de komende jaren vele honderden zullen volgen. De zorg voor het gebouw drukt overigens niet meer alleen op de kerkelijke schouders, omdat de overtuiging gegroeid is dat een goede herbestemming voor de kerk de leefbaarheid van het dorp of de stadswijk ten goede komt. In 2018 kwam het kabinet samen met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed tot de Nationale Kerkenaanpak, waardoor lokale overheid en plaatselijke kerk samen nadenken over maatschappelijk herbestemmen van kerken. Hier en daar doet ook de provincie mee. 

Opheffen van gemeenten

Ik constateer dat we nu echter een andere fase ingaan. Al konden we de (monumentale) kerk niet meer onderhouden, de gemeente hield haar bestaan. Zo bleef de lofzang op God gaande. Juist in die context spiegelen we ons aan de gemeente van Filadelfia, die van haar verhoogde Heere hoort: ‘Ik ken uw werken.’ Het is bemoedigend om te weten dat de Heiland ook vandaag ziet als we als gemeente weinig kracht hebben en desondanks Zijn Naam niet verloochenen.

Een andere fase: In opdracht van de synode denkt het Generaal College voor de Behandeling van Beheerszaken momenteel na over beleid ten aanzien van het opheffen van gemeenten. Hoe doe je dat, hoe verloopt dit proces – zowel als er een positief als een negatief banksaldo is? Kun je een gemeente failliet laten gaan, als was ze een bedrijf, of is dit in de kerk ongepast? Voor het geheel van de Protestantse Kerk is dit een nieuw terrein.

‘en dat om de Zoon’

Laten we onderkennen dat zich hier iets aangrijpends voltrekt: het kerkgebouw werd afgestoten en ook de predikantsplaats werd ingekrompen of zelfs opgeheven. Maar nu gaan gemeenten opgeheven worden, de gemeente die (Ef.2:21,22) ‘een heilige tempel in de Heere was, die een woning van God was, in de Geest’. Zou het om dit verdriet te laten verinnerlijken niet goed zijn als in elke synodevergadering de namen van de gemeenten genoemd worden die recent opgeheven zijn, opdat we samen ons verootmoedigen als kerk, opdat we stil worden voor Zijn aangezicht? Om de woorden uit Psalm 80 of vergelijkbare gedeelten te bidden: ‘O God van de legermachten, keer toch terug; kijk neer uit de hemel en zie. Zie om naar deze wijnstok, de stam die Uw rechterhand geplant heeft, en dat om de Zoon, Die u voor Uzelf sterk gemaakt hebt.’ Bij de verschijning van zijn boekje <i>Lente in de kerk<p>, waarin nieuwe en hoopvolle bewegingen in de kerk aandacht krijgen, wees de Rotterdamse ds. René van Loon als belangrijkste aanbeveling op het gebed: ‘Het is misschien wel hét kenmerk van secularisatie als het gebed niet meer wordt ervaren als centraal in het leven.’ 

Geestelijk en zakelijk

De situatie in de kerk als geheel is voor elke kerkenraad een appèl om de toekomst van de gemeente onder ogen te zien, waarbij het geestelijke en het zakelijke/financiële de twee rails zijn waarop de trein van het beleid loopt. Uit het geheel van de gemeenten die zich tot de Gereformeerde Bond rekenen, hoor ik dat dit onvoldoende gebeurt. Op veel plaatsen is er daarom een schrikreactie als de predikant afscheid neemt en de formatie van de predikantsplaats fors naar beneden bijgesteld moet worden.

In geen dorpsgemeente mag het zo zijn dat de kerkrentmeesters na de bevestiging van de dominee denken dat voor vier, vijf jaar de zorgen naar de horizon verschoven zijn. Blijvend moet de (financiële) betrokkenheid gemonitord worden, zoals elke bestuurder van een bedrijf met belangstelling zijn kwartaalcijfers bestudeert. Goed financieel beheer hoort immers bij de vitaliteit van een (kleine) gemeente. 

Rapportagesysteem

Als nieuw hulpmiddel voor het indienen van begroting en jaarrekening bij de kerkelijke toezichthouders (het Classicale College voor de Behandeling van Beheerszaken, CCBB) is er nu het programma ‘FRIS’: het Financieel Rapportage en Informatie Systeem, dat verplicht gebruikt moet worden en in dezen voor uniformiteit in de kerk zorgt. Kenners geven aan dat dit systeem overzichtelijker is dan het oudere Excel-bestand.

Voor de gemeente is het immers essentieel om het gegeven te kennen als vandaag zeventig procent van de inkomsten van 65-plussers afkomstig is. In zo’n situatie moet een kerkenraad vandaag nog beginnen om de jonge generatie aan te spreken op het geefgedrag, op haar financiële betrokkenheid, op wat het bijbelse woord ‘offer’ inhoudt. Het profetenwoord van Haggaï, die Israël erop wees dat aan de tempel geen zorg besteed werd, geeft ons lijnen naar vandaag: ‘Vanwege Mijn huis, dat verwoest ligt, terwijl u zich uitslooft, ieder voor zijn eigen huis. Daarom onthoudt de hemel u dauw, en het land onthoudt u zijn opbrengst.’ 

Alertheid

Onlangs vertelde een van de beleidsmedewerkers in de buitendienst ten behoeve van het CCBB me dat in de twee classes waarin hij werkt, voor 25 gemeenten die zich tot de Gereformeerde Bond rekenen de predikantsformatie naar beneden moet, als de dominee vertrekt. Het zijn cijfers die je raken, die nopen tot bezinning en beleid. Die zeker de kerkrentmeester wakker schudden, alert maken. Het is om deze reden dat het Steunfonds van de Gereformeerde Bond kwetsbaar geworden gemeenten frequenter wil bezoeken, niet alleen als een vacature zich aandient. Het is een poging om elkaar meer van dienst te zijn, opdat ‘het Woord van de Heere zijn loop mag hebben’, én houden.

Bij een visie op de toekomst hoort ook de aandacht voor gemeenten in de regio. Eerlijk is eerlijk, dat is nogal eens geen sterk punt, zelfs als de identiteit van gemeenten in hoge mate gelijk is. Uiteraard heeft elke gemeente haar eigen biografie, maar het kan er niet toe leiden dat ze haar identiteit mede vaststelt in het benoemen van waarin ze anders is dan de kerkelijke buren. Waarom zou een kleine gemeente die financieel net een volledige predikantsplaats betalen kan en waar de werkdruk niet al te hoog is, haar dominee niet voor één dag beschikbaar stellen aan een naburige gemeente, die nu vacant is? 

Aandacht voor elkaar in elke kerkelijke regio – dat kunnen we elkaar vragen. Juist in de ontmoeting met de ander wordt je eigen identiteit versterkt, zodat samenwerking niet bedreigend hoeft te zijn. Op welke terreinen – wellicht ook met een andere kerk op het dorp – die samenwerking vorm krijgt, zal van plaats tot plaats verschillen. Altijd weer maakt liefde vindingrijk. 

Voorzichtige lijn

De colleges van de landelijke kerk hanteren nogal eens een voorzichtige lijn, uit zorg dat de gemeente haar verplichtingen straks niet kan nakomen en de kosten op termijn voor rekening van de landelijke kerk komen. Begrijpelijk is dat wel. Vanuit het Steunfonds van de Gereformeerde Bond hangen we nogal eens aan de andere kant van de boot, erop vertrouwend dat als het Woord de harten raakt, er blijmoedige gevers blijven. Beide posities kunnen in onderlinge ontmoetingen elkaar scherp houden.

Bid en werk – het is geen bijbelwoord, wel een notie die bij het Evangelie past, die afhankelijkheid van God en inzet van mensen bijeenhoudt. Zo mogen we vandaag en morgen de kerk dienen, die kerk die niet van mij is.

P.J. Vergunst