Waar bent u naar op zoek?

blog

Nepalese kerk herinnert aan nieuwtestamentische gemeente

Leven in hindoecultuur

19-02-2013

Willibrord kwam in ons land in de achtste eeuw met het Evangelie, Nepal kent nog maar zestig jaar de boodschap van Jezus Christus. Wie daarom de kerk in dit land bezoekt, moet wel denken aan de gemeente van het Nieuwe Testament: groei, wonderlijke genezingen én dwaalleraren.

Vanouds was het Aziatische land een hindoeïstisch koninkrijk. Tot 1952 was het in de Himalaya gelegen Nepal geheel gesloten, niet toegankelijk voor buitenlanders. Al is dit land de geboorteplaats van Boeddha en zijn de meeste inwoners in de bergstreken boeddhist, staat het hindoeïsme als aangehangen godsdienst riant op de eerste plaats. Het gebed van christenen in het naburige India werd in dat jaar verhoord, toen de grens openging. Het Evangelie passeerde de afscheiding tussen India en Nepal.

Nu een halve eeuw geleden werd de macht van de koning sterk uitgebreid en werden politieke partijen verboden. Na een volksopstand in 1990 kwam er een democratische grondwet. Dat betekende echter geen rust. Vanaf 1996 begon een burgeroorlog die ruim tien jaar zou duren. Vijf jaar geleden werd de monarchie afgeschaft. Maoïsten zijn momenteel leidinggevend in de politiek.

 

Bekeerde hindoepriester

Wie in 2013 Nepal bezoekt, ontmoet in de kerk mensen die de afgelopen halve eeuw van nabij meegemaakt hebben. Een van hen is dr. Dependra Gautum, de zestigjarige predikant van een gemeente in Pokhara, tweede stad van het land. Zijn vader was de stichter van de kerk in Nepal.

In de jaren veertig had deze man in India Christus leren kennen, maar niet zoals Timotheüs, die van jongsaf in de Heilige Schrift onderwezen was. Hij was een hindoepriester, die drie keer zijn vrouw naar het graf moest brengen, terwijl gedurende enkele jaren vijf van zijn zes kinderen stierven. Hij vreesde dat demonen zijn gezin vernietigen wilden. Traktaten van zendelingen nam hij niet aan, totdat God Zelf tot hem sprak door Johannes 12, waar Jezus zegt niet gekomen te zijn om de wereld te veroordelen, maar om de wereld zalig te maken.

Een angstige man vond in die weg vrede en ontving van God de opdracht in de dorpen en valleien van Nepal het Woord te verkondigen. Dat kon toen de grens in 1952 openging. Hij begon in Pokhara.

 

Geestelijke strijd

Het is die stad die de oudste kerk van Nepal herbergt. Op deze zondag in januari leidt Dependra Gautum de dienst voor de jeugd die om 8.30 uur begint, terwijl zijn vrouw, die diaken is, de preek houdt in de dienst die anderhalf uur later begint. Ze zoomt in op de wapens die God geeft in de geestelijke strijd.

Die oorlog is hier heel concreet, merken we, als aan het begin van de dienst verslag gedaan wordt van de evangelisatiecampagne ‘Power to change in Jesus’. Aan de ene kant getuigenissen, aan de andere kant tegenstand van extreme hindoegroepen. De dienst is een langdurig appèl niet de overste van deze wereld te volgen, maar achter Jezus aan te komen, onze leider, Die overwon en Die voor vandaag kracht geeft om staande te blijven.

 

Hindoeland

Al is er democratie in het land en al verklaarde het Huis van Afgevaardigden in 2006 dat Nepal een seculiere staat is, blijft het wel het enige officiële hindoeland ter wereld. Van de overheid hebben christenen niets goeds te verwachten, terwijl de radicale hindoes niet schromen predikanten te vermoorden, wat in de laatste drie jaar twee keer gebeurd is. Tot de komst van de democratie in 1990 was het niet mogelijk op straat over het Evangelie te spreken. Op elke christelijke kerk staat niettemin een kruis.

In 1955 werden in Pokhara de eerste twaalf christenen gedoopt.

Dr. Dependra Gautum is behalve predikant ook directeur van het International Nepal Fellowship (INF), een ontwikkelingsorganisatie die al vanaf 1952 Gods liefde voor mensen in hun werk zichtbaar wil maken, de organisatie via welke de GZB zendingswerkers naar Nepal uitzendt. Hij geeft aan dat tachtig procent van de christenen in een één-op-één contact het Evangelie hoorde. Bijzonder is ook dat 35 procent van de christenen tot geloof kwam na het meemaken of horen van een wonderlijke genezing.

Onder hen is dr. Prem Subedi, INF-programmadirecteur. Prem neemt de tijd om zijn levensverhaal met ons te delen. In een hindoefamilie groeide hij op. Na een studie in Engeland keerde hij in 2002 naar Nepal terug. Aan de buitenkant was alles in orde, maar onder meer door het overlijden van zijn vader en een zus raakte hij verslaafd aan alcohol en volgde een depressie. Een vriend die christen was, zei Prem dat er ‘Eén geïnteresseerd is in jouw leven, Die je helpen kan, Jezus’. Prem vond het soft, had er geen zin in. Omdat zijn vriend bleef aandringen, ging hij echter toch bidden… en vond vrede.

 

Geen theologie

Prem en Dependra hebben beiden veel op met de gemeente, met bijbels onderwijs, maar weinig tot niets met theologie. Ze houden vast aan de naam van stad of dorp als naam voor de kerk. Dependra illustreert het met een ervaring tijdens een bezoek aan Duitsland, in de jaren zeventig. Men vroeg naar zijn geloof en hij antwoordde christen te zijn. ‘Ja, maar wat voor geloof heb je?’ Hij: ‘Ik ben christen.’ ‘Ja, dat zegt ons niets, ben je lutheraan of gereformeerd?’ Dependra was uit het veld geslagen dat het christelijk geloof onvoldoende duidelijk maakte.

‘Theologie verdeelt de kerk. De kerk in Nepal heeft het nodig met Christus te leven, moet de mensen in ons land leren werkelijk te veranderen. Alleen met de drie-enige God is er leven. Wij beleven als christenen eenheid. Laat de theologie maar in het buitenland.’ Als Dependra maandelijks met veertig andere voorgangers in Pokhara samenkomt, wordt er gebeden, met elkaar meegeleefd, maar ontbreekt een theologisch gesprek.

 

Bijbelschool

Wie hier grote aarzelingen bij heeft, is Arbin Pokharel, rector van het Evangelical Theological Presbyterian Institute, een van de drie bijbelscholen in de hoofdstad Kathmandu. Zijn vrouw was de eerste Nepalese die in de Verenigde Staten kon gaan studeren, wat hijzelf deed aan het Dordt College in Iowa en Calvin College in Grand Rapids. Het meest bevlogen is hij als de geestelijke honger in Nepal ter sprake komt. ‘We mogen de tijd van de oogst niet voorbij laten gaan.’

Zijn instituut bestaat pas twaalf jaar, begrijpelijk voor wie de kerk in Nepal kent. ‘Het onderwijs heeft hier vanuit gereformeerd perspectief plaats. Als je weet dat 65 procent van de gemeenteleden niet kan lezen of schrijven – hoger opgeleide Nepalezen gaan nogal eens naar het buitenland -, is onderwijs hard nodig. Predikanten uit die groep zien helaas weinig waarde in een theologische opleiding. De eerste generatie kerkleiders vindt onderricht in de gereformeerde leer niet nodig, maar naar ons besef ga je dan voorbij aan de problemen waar de kerk in Nepal, levend in deze cultuur, mee te maken zal krijgen. Deze kerkleiders beseffen niet dat de theologie ons kan bewaren bij de bijbelse leer, verdeeldheid juist tegen kan gaan.

Er zijn hier problemen met leidinggeven, met geld, met het geven van verantwoordelijkheid aan de tweede generatie. Onze visie voor de kerk is uniek. Op dit moment is elke christelijke gemeente in Nepal een eiland. Gelukkig neemt de weerstand tegen het onderwijs dat we geven af.’

Dat veel (hoger opgeleide) Nepalezen naar het buitenland gaan – alleen al in Israël wonen 400.000 Nepalezen – , betekent ook dat ze buiten hun eigen landsgrenzen veel kerken stichten. In Engeland zijn momenteel zeventien Nepalese gemeenten, terwijl ook in het Midden-Oosten diverse gemeenten gesticht zijn. In Dubai en Abu Dhabi, de hoofdstad van de Verenigde Arabische Emiraten, moeten allerlei religieuze groepen samen een kerk delen, wat betekent dat de Nepalese christenen hun dienst vrijdagsavonds om half 10 mogen beginnen… Het is bijzonder te zien op welke wijze het Woord door de wereld trekt.

 

Calvijn-colleges

In 2009 verwelkomde Pokharel dr. C.G. Geluk uit Huizen, die er via de GZB enkele weken colleges over Calvijn gaf. ‘Docenten uit het buitenland die hier komen lesgeven, staan in een langere en internationale traditie. Zij vertegenwoordigen een erfgoed van eeuwen. Daarom is hun perspectief van betekenis.’ Graag zou de decaan zijn 45 studenten meer scholen in de relatie tot andere godsdiensten, ‘een thema dat nog verwaarloosd is’.

Zijn collega Jakub Kim, een Koreaan die aan de wieg van het theologisch instituut stond, maakt het gereformeerde perspectief in het onderwijs nog duidelijker. ‘Wij beginnen niet bij Jezus, maar bij de schepping. De soevereiniteit van God is voor ons een bepalend gezichtspunt. Hij draagt de wereld en als christenen moeten we leren in verantwoordelijkheid voor Zijn aangezicht te leven.’

Vice-decaan Amit Karthak onderschrijft de visie van zijn collega’s. ‘Als in de kerk alleen klinkt dat het geloof in Jezus je redt, is de gemeente in verwarring. God is ook Koning in jouw bestaan. Daarom willen we onze studenten leren vanuit de drie-enige God te denken, niet alleen vanuit Jezus. Het onderwijs op ons instituut valt gelukkig in heel vruchtbare grond.’

 

Verdieping

De staf van deze bijbelschool heeft ds. Tanka Subedi helemaal aan zijn zijde. Tanka is directeur van ITEEN (het Institute for Theological Education by Extension in Nepal), een organisatie die zich via geloofsverdieping en evangelisatie richt op gemeenteopbouw. Die verdieping is nodig als we beseffen dat de helft van de Nepalese christenen minder dan vijf jaar bij de kerk hoort. ‘In sommige gemeenten is er niemand onderlegd’, zegt Tanka, ‘terwijl de meeste voorgangers boeren zijn.’

Sinds 1995 geeft hij leiding aan het werk van ITEEN, dat vooral aan de hand van het Mattheüsevangelie bijbels onderwijs geeft. Momenteel zijn er in het land duizend groepen actief, waarop 6000 cursisten het programma volgen, vooral mensen die zelf leiding aan het leven van de gemeente moeten gaan geven.

Ik waan me in de tijd van Jezus’ omwandeling op aarde, de tijd van de discipelen, als ds. Tanka Subedi vertelt hoe het Evangelie zich in zijn land verspreidt. ‘Christenen uit de hoofdstad trekken naar de dorpjes, vertellen over Jezus, waarna deze boodschap nogal eens geen gehoor vindt. Tot ze gaan bidden voor de zieken, voor mensen voor wie medische zorg onbereikbaar is. Meestal genezen de zieken én komen mensen tot geloof. In Kathmandu, de hoofdstad, gaan we met onze zieken naar het ziekenhuis en bidden we, in de afgelegen gebieden kunnen we alleen bidden. Zo bouwt God hier Zijn kerk.’

 

Geleerd te bidden

Het werk waarvoor Tanka als directeur verantwoordelijk is, wordt door de overheid als sociaal werk gezien, omdat Nepal geen wetgeving voor christelijke organisaties kent. ‘Tot nu toe geeft de overheid ons toestemming om van de GZB financiële steun te ontvangen. We moeten steeds onze doelstellingen overleggen. De ene ambtenaar is tegen het werk van christenen, een andere geeft ons wel ruimte. In de relatie met de overheid ligt ons grootste zorgpunt.’

Dan gaat hij ons voor naar de ‘Church of God’ in Kathmandu, waar christenen vertellen hoe ze door de uitleg van Mattheüs gezegend zijn. Thoman Singh Ale Magan bijvoorbeeld, die zijn vrouw hielp bij haar huiswerk, omdat ze niet kon schrijven. ‘De boodschap van de Bijbel raakte ook mij, waardoor God nu de eerste in mijn leven is.’

Dipa Adhikari was hindoe toen ze trouwde. Na het volgen van de cursus aanvaardde ze Jezus als haar Redder. ‘Ik heb vooral geleerd hoe ik bidden moest. Priscilla Waiba, vrouw van de predikant, legt de vinger bij een donkere kant waarna de verbreiding van het Evangelie gepaard gaat. ‘Valse leraren uit Korea komen naar Nepal en leggen de Bijbel anders uit. Ze zeggen dat geloven in het kruis van Christus valse aanbidding is. Onlangs zijn elf vrouwen uit onze gemeente hen gevolgd, ook omdat ze veel geld bij zich hebben.’

Haar man, ds. Bir Bahadur Waiba, is niettemin hoopvol. ‘Als de predikanten op veel plaatsen op eenvoudige wijze het Evangelie uitleggen, zal de kerk van Nepal verder tot bloei komen, zal ze geestelijk ontwaken. Daar zie ik naar uit.’

P.J. Vergunst