Waar bent u naar op zoek?

blog

Max van der Klooster neemt afscheid van de synode

26-03-2019

In de kerkelijke wandelgangen had je aan zijn voornaam voldoende. ‘Max’ – dan wist je over wie het ging: de ouderling-kerkrentmeester uit Dordt, het welsprekende moderamenlid, een tikkeltje archaïsch, immer op zoek naar verbinding.

Hij vertrekt, en kijkt om. ‘Ik zie dat de synode vromer geworden is.’

Net voor de kerkvereniging van 2004 werd de toen 47-jarige M.C. van der Klooster ambtsdrager, een jaar later was hij lid van de synode van de Protestantse Kerk. Na een eerste periode werd hij lid van het Generale college voor het opzicht, tot hij in 2014 toetrad tot het synodemoderamen en het bestuur van de dienstenorganisatie van de kerk. Al die jaren bleef hij actief als ambtsdrager in hervormd Dordrecht. Vergaderen, Van der Klooster loopt er niet voor weg.

Veel energie

Hij was namelijk ook lid van het breed moderamen van de hervormde classis Dordrecht e.o., lid van een gravamen-commissie van de synode over een bezwaarschrift ten aanzien van de zegening van niet-huwelijkse relaties, lid van de evaluatiecommissie kerkorde en lid van de commissie orgelzaken van de Vereniging voor Kerkrentmeesterlijk Beheer. Tegelijk met al deze taken was hij ‘overtuigd lid’ van de Gereformeerde Bond. Op 25 april schudt de synode hem DV de hand, ten afscheid.

Wie is deze bestuurder, Max van der Klooster?

‘Ik ben al deze jaren in Dordrecht ambtsdrager gebleven, was er jarenlang voorzitter van het college van kerkrentmeesters. Hoe ik het volhield? Truida, mijn vrouw, kent mijn roepingsbesef en droeg mijn kerkenwerk. Vooral in het synodewerk heb ik merkbaar de kracht ervaren van de voorbede in de plaatselijke gemeenten, waartoe De Waarheidsvriend terecht oproept. Een van de talenten die de Heere mij geeft, is dat ik veel energie heb. Ik heb het kerkenwerk steeds mogen combineren met een meer dan volledige baan bij het Rijksvastgoedbedrijf.’

Ik vroeg wie u bent en u antwoordt met te zeggen wat u doet…

‘Vanuit de inhoud wil ik mezelf typeren, vanuit de talenten die ik ontving. Dan zie ik mezelf als een verbinder, wat wel helpt op dit soort plekken in de kerk. Ik werd rond de kerkfusie, bij het begin van mijn ambtstermijn, bepaald bij de woorden uit Openbaring 1, waar staat dat de verheerlijkte Christus tussen de gouden kandelaren wandelt, de zeven sterren in Zijn rechterhand. Het zicht daarop gaf ontspanning voor mijn taak. Als mijn Heere de gemeenten niet loslaat, dan kan ik Hem persoonlijk volgen, ook in de Protestantse Kerk. Persoonlijk tekende ik bezwaar aan tegen de kerkvereniging, omdat er geen tegenstrijdige belijdenissen in de grondslag kunnen staan. Toen de vereniging toch doorging, kon ik met veel ontspanning in het bovenplaatselijke werk actief zijn.’

Valkuil

‘Ja, ik ben verbinder, ben jurist, ben taalvaardig, weet hoe je compromissen kunt smeden. Dat is natuurlijk mooi, maar tegelijk zit voor mij aan dit alles één lastig punt. Mijn gebed is daarom geweest: ‘Heere, doe ik niet te veel water in de wijn?’ Dat kan een valkuil zijn voor een mens als ik. Als je vanuit een principiële houding in het kerkenwerk staat, komen er immers veel dingen langs die je verdrietig maken.

Ik lees bijbelboeken als Nehemia en Daniël nu met andere ogen dan vroeger. Daniël, hij kwam als streng-Joodse jongen in een afgodische omgeving en bekleedde een toppositie, was medeverantwoordelijk voor impopulaire maatregelen én bleef zijn houvast in het Woord vinden. Dat gaf herkenning.

In het werk als bestuurder van de dienstenorganisatie van de kerk en in het moderamen van de synode smeed je compromissen, ontzie je gevoeligheden. Daar hielpen mijn kennis en ervaring in. Ik zou geharnast kunnen inzetten in de discussie over ordinantie 5-4, de zegening van relaties van mensen van hetzelfde geslacht, maar ik kies een pragmatisch juridisch standpunt. De kerkorde zegt niets over de essentialia van het huwelijk in bijbels licht, maar geeft de mogelijkheid – niet de plicht! – om voor de overheid gesloten huwelijken te zegenen. Tussen het rooms-sacramenteel klinkende ‘inzegenen’ en ‘zegenen’ bestaat geen verschil. Maar laat gemeenten zoals de mijne expliciet de kerkordelijke ruimte om uitsluitend huwelijken tussen één man en één vrouw te zegenen, want anders geef je hen over aan de burgerlijke en (Europese) mensenrechtenrechter. De andere synodeleden kennen mijn overtuiging en gezinssituatie en ik denk mee in het zoeken van een voor heel de kerk begaanbare weg.’

Wat heeft u geleerd als lid van het moderamen?

‘Ik heb voor alles geleerd dat de kerk van de Heere is. Hij maakt gebruik van mensen, ondanks hun gebrek aan doorzicht, hun onvermogen. Ik ervoer in praktische zin in het moderamen een grote gunfactor naar elkaar. Je kent elkaars drijfveer.

Met lastige thema’s en gedoe heb je veel te maken. Je bent bestuurlijk bezig, maar we begonnen altijd met een liturgische opening; dan gebeuren er mooie dingen. In de synodevergaderingen heb ik nogal eens gedacht: ‘Hoe moet dit gaan?’ Dan kwam er vaak een onverwachtse opening, dat heb ik daar zelfs meer ervaren dan in de plaatselijke gemeente. Ja, de synode is een ámbtelijke vergadering waarin de Heilige Geest werkt. Zo zat de discussie in 2008 bij de behandeling van de nota over het Israëlisch-Palestijnse conflict zo vast als een huis en kwam er ineens een weg naar voren. Als ik de nota nu herlees, dan herken ik het bijbelse karakter ervan.’

Geen onnodig centralisme

‘Ik vind de dienstenorganisatie te groot, dat heb ik ook geleerd. In mijn eerste periode als synodelid heb ik me ingespannen voor het slopen van de regionale tussenlaag. Daar heb ik nog geen spijt van. Ook de landelijke dienstenorganisatie is inmiddels ingekrompen, maar er werken nog steeds véél mensen. Ik ben onder de indruk geraakt van hun deskundigheid en toewijding. Maar waarom moet een kerk met zoveel bekwame theologen/predikanten voor elk deelterrein een betaalde deskundige in Utrecht hebben om dossiers op te pakken en verder te brengen?

Na vijf jaar als moderamenlid kan ik niet verwoorden wat ik bereikt heb. Ik kwam immers niet met een persoonlijk programma van eisen, maar heb onder biddend opzien geprobeerd de mij gegeven talenten bestuurlijk in te zetten. En ik wilde het gereformeerde belijden inbrengen. Gelukkig leeft de inhoud daarvan best breed in de dienstenorganisatie; veelal sluimert dit onder de oppervlakte.’

Goud in handen

‘Over de inbreng van leden van de Gereformeerde Bond ben ik kritisch. Wellicht bang voor het verwijt van kerkpolitiek, houden ze zich in de synode wel erg op de vlakte. Het gereformeerde belijden is zo mooi, dat mag je uitdragen. Ik vermoed dat veel synodeleden bij het horen erover eerder op het puntje van de stoel gaan zitten dan dat alle stekels overeind gaan staan.

Ik ben in de voorbije vijf jaar nooit benaderd door mensen uit de Gereformeerde Bond, ook niet door het bestuur. Wellicht wilde men mij niet in verlegenheid brengen. Maar, als ik zie hoe onze lutheranen kansen benutten en vergaderingen voorbereiden, dan kunnen wij (ook op dat punt) wat van hen leren, zoals zij op andere punten van ons. Je hebt goud in handen met het gereformeerde belijden, probeer dat in te brengen!’

Wat onze kerk betreft, als komende zondag in alle gemeenten die tot de Protestantse Kerk behoren, een van de zeven brieven aan de gemeenten in Klein-Azië voorgelezen zou worden, welke brief is dan volgens u het meest van toepassing?

‘Je mag de Protestantse Kerk niet vereenzelvigen met een van de zeven gemeenten. Bewust staan er zéven brieven (niet één of tien) in Openbaring 2 en 3; bewust zijn de brieven geschreven zijn aan de voorgangers van de gemeenten, niet aan een gezamenlijke synode. Hierin komt de verscheidenheid van de kerk uit. Dit is Christus’ kerk, in haar diversiteit: de ene gemeente is zwak, de andere kent vreugde, de derde leeft in een ‘ongestalte’. Ik ga echter liever naar de basis in Openbaring 1: De verhoogde Christus wandelt tussen de zeven gouden kandelaren, heeft de zeven sterren (de presbyters) in Zijn rechterhand. Die zeven staat voor de volheid van de kerk. Haar gerechtigheid en heiligheid heeft ze in Christus. Zo moeten we de zeven brieven lezen, om er lessen uit te trekken.

Er is in de Bijbel ook een bovenplaatselijke voorziening, dat zie je in Handelingen 15. Die is er voor de eenheid van de leer, voor de sacramentsbediening. Ook die vergadering is door de Geest geïnspireerd.’

Dankbaar

‘Ik ben dankbaar dat de kerk met inhoud bezig is. Ik zie dat de synode vromer geworden is. We spraken over Gods Woord, over de verkondiging, over de betekenis van het heilig avondmaal, we dachten na over veiligheid in de samenleving. Via het project ‘Kerk 2025’ focusten we op de kern van het christelijk geloof. En te midden van een mozaïek van kerkplekken is er een stevig theologisch debat over de essentie van de kerk, over hoe het zit met de ambten en de sacramenten.

Zelfs in de zogenoemde kliederkerken – waarvan ik eerst dacht: hier wil ik niet mee te maken hebben – zag ik kleine kinderen die hun opa en oma meenemen, die meedoen met hun kleinkinderen als zij werkjes maakten over bijbelverhalen. Oké, de theologie erachter, daarover spreken we een andere keer. Maar er is bij die grootouders weer een vorm van binding met de kerk c.q. contact met het Evangelie.

Het is hard nodig dat in de bladen en in andere uitingen van de kerk de orthodoxe gemeenten in beeld worden gebracht. Daar zie je hoe duizenden leden van onze kerk zondag aan zondag het geloof beleven, waarbij veel jeugd aanwezig is.’

Vorm en inhoud

‘We moeten ervoor waken met vormen het gebrek aan inhoud te verbloemen. Ten diepste moeten we terug naar de Schrift, naar de belijdenis van de kerk. Dat is haar wezen. Veel mensen zijn dat stadium helaas voorbij. Gelukkig zijn er zovele jongeren die komen voor een stevige preek.’ 

Wat zou u als laatste woord tegen de synode willen zeggen?

‘Ga met God en Hij zal met je gaan.’

P.J. Vergunst