Waar bent u naar op zoek?

blog

Reformatorische VGS, Guido de Brès en RD bestaan honderd of vijftig jaar

Na de genezing van een wond

23-03-2021

Reformatorische jubilea laten je nadenken over de waarde van reformatorische instellingen. De komende weken valt er veel samen: een eeuw VGS, een halve eeuw Guido de Brès, een halve eeuw Reformatorisch Dagblad. Waar zijn de hervormden in dit verhaal?

De Kamper Pieter Zandt-scholengemeenschap adverteerde vorige maand in ons blad voor een lid van de raad van toezicht, in de hoop iemand uit hervormd-gereformeerde kring in de raad te kunnen benoemen. Ik hoorde op een bepaald moment in dit traject dat de respons miniem was. Een reden hiervan kan zijn dat een jongere generatie in de drukte van de dagelijkse beslommeringen minder beschikbaar is voor de ‘publieke zaak’ dan voorheen gold. Wanneer je elke week alle taken strak moet plannen, zit niemand te wachten op een extra bal die in de lucht gehouden moet worden.

En toch, als Paulus afscheid neemt van de ouderlingen in Efeze (Hand.20), belijdt hij zijn leven niet kostbaar te achten voor zichzelf. In ‘alle nederigheid’ heeft hij de Heere gediend. Die roeping hebben wij ook, als eerste in ons gezin en daarna in de kerk en het geheel van de samenleving. In georganiseerd verband hoeft dat niet, als het ons verlangen maar is om met onze gaven de ander te dienen, de komst van Gods Koninkrijk te bevorderen. Dat mag ook in een functie op een school waar de Bijbel ertoe doet in de lessen.

Bestaansrecht

Drie jubilea, drie mijlpalen om God te danken voor de zegen die hierin was. Als eerste mag dat benoemd wordn. Nederland kent onderwijs, kranten, vormen van zorg en hulpverlening waar de liefde tot God en Zijn Woord leidraad is voor het denken en handelen. In een herdenkingsjaar komt soms schrijnend aan het licht hoe de koers van de oprichters verlaten is, nogal eens zichtbaar bij de nazaten van de neo-gereformeerde Abraham Kuyper (dagblad Trouw, ARP, NCRV, Vrije Universiteit). Blijven focussen op je eigen bestaansrecht, de ooit verwoorde missie in wisselende omstandigheden toepassen, het geldt de Gereformeerde Bond als vereniging niet minder dan de EO, de Confessionele Beweging, de vereniging Tot heil des volks en ons allen.

•••

‘Bloei der scholen’

De Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs (VGS) werd in 1921 opgericht door de predikant die aan de wieg stond van de Gereformeerde Gemeenten, ds. G.H. Kersten. Het doel is de ‘bloei der scholen’ bevorderen, het oplossen van interne geschillen, het assisteren bij de toepassing van wettelijke bepalingen.

Na de scheuring van 1953, waarbij de Gereformeerde Gemeenten in Nederland ontstonden, laat de VGS als lid ook schoolbesturen en kerkenraden uit andere orthodoxe kerken toe. Hoe mooi die verbreding ook is, hoe verbindend een interkerkelijke samenwerking kan zijn – de last van kerkscheuringen hoort daar blijkbaar bij. Van een litteken spreken we in dit verband wel. En een litteken is ‘een zichtbare afwijking, meestal van de huid, die resteert na de genezing van een wond’. Bij diverse reformatorische instellingen ben ik de voorbije decennia van harte betrokken geweest, maar iets van die ‘zichtbare afwijking’, dat litteken en die wond, heb ik immer gevoeld. Omdat je op zondag andere wegen gaat dan op maandag, kerkelijk een ander huis hebt dan maatschappelijk.

Polariseren

Sowieso wil de VGS – naast allerlei vormen van ondersteuning van scholen – een luisje in de pels blijven. Bestuurder Pieter Moens signaleerde in dit verband onlangs ‘een zekere lauwheid en gewenning aan alles wat op onderwijsgebied gerealiseerd is’. Dat gevaar is er altijd met ‘eigen instellingen’, in een samenwerking met gelijkgezinden, in een context waardoor de alertheid ten aanzien van bedreigingen gemakkelijk verslapt. In dit kader wijst Moens ook op onderlinge solidariteit: ‘Wat hebben we voor elkaar over? We bevinden ons op een afkalvend eiland en tegelijk permitteren we het ons elkaar op middelmatige zaken te polariseren, te bediscussiëren en te bekritiseren.’

Wat de kern is van lesgeven in het reformatorisch onderwijs, vertelt (na veertig dienstjaren) leerkracht Plony Herweijer in het jubileummagazine van de VGS: ‘Ik geloof dat kinderen het meest hun zonden leren kennen aan de voet van het kruis. Gods goedertierenheid tegenover jouw zonden, dat verbreekt.’ Herweijer bidt voor haar kinderen: ‘Aan het begin van het jaar print ze de leerlingenlijst uit. Eén voor één draagt ze de kinderen op aan de Heere. Aan het eind van het jaar pakt ze de lijst opnieuw. Eén voor één geeft ze hen weer aan God terug.’ Rondom het kruis én in gebed – dán ben je de lauwheid en de verdeeldheid voorbij. Als dit na honderd jaar resteert, is er reden voor grote dankbaarheid.

Guido de Brès

Het gaat wel spannender worden, het zijn woorden die rond jubilea van christelijke en reformatorische instellingen klinken. Alleen daarom al is een jubileum een aansporing om sámen het toevertrouwde pand te bewaren. Op een mooie manier gebeurt dit op de Rotterdamse Guido de Brès, getuige het jubileumboek School met een hoge opdracht. Vijftig jaar geleden, rond de oprichting, werd het gesprek tussen hervormden en het geheel van de gereformeerde gezindte er al gevoerd, onder meer door ons oud-bestuurslid ir. L. van der Waal, die toen inbracht: ‘De school zou ook aantrekkelijk kunnen zijn voor leerlingen van buiten onze gezindte.’ Hij stelde ook deze vraag: ‘Is het gewenst onze leerlingen te scheiden van anderen? Scheiding beschermt, maar maakt niet weerbaar.’

Twee mentaliteiten

De vraag naar weerbaarheid is in de geschiedenis van reformatorische scholen meegegaan, met name via het begrip ‘begeleide confrontatie’. Na de eerste focus op de bescherming van kinderen en jongeren tegen de moderne cultuur groeide het besef dat leerlingen voorbereid moesten worden op het functioneren in een open samenleving, waarin onder meer de uitholling van het gezin, de teloorgang van gezag en de individualisering leiden tot een sterke vermindering van de betekenis van het christelijk geloof.

Elke organisatie die zijn roots niet verloochenen wil, zal de weg zoeken tussen verloochening van een overtuiging én een strakkere regelgeving, die beide niet onderkennen dat de secularisatie in het hart plaatsheeft, dat de moderne wind tussen de kieren van ons levenshuis naar binnenwaait. Het Guido-boek spreekt in dit verband van twee mentaliteiten als ‘het verschil tussen hervormden en afgescheidenen’ aan de orde is. Waar de een binnen de kaders van Schrift en belijdenis de breedte vasthouden wil, kan de ander het accent op de zorg voor ‘de eigen kring’ leggen. Over de Guido lees ik dat ‘deze verschillen altijd met wederzijds respect getolereerd zijn’, om discussies te voorkomen waar ‘het narcisme van het kleine verschil’ kon floreren. Alleen in een weg van een open gesprek en blijvende bezinning zal de grondslag kunnen functioneren.

Reformatorisch Dagblad

De derde jubilaris in deze tijd is het Reformatorisch Dagblad, op 1 april 1971 van start gegaan. Nu bijna de hele dagbladmarkt in ons land door twee Vlaamse uitgevers opgerold is, zijn slechts Nederlands Dagblad, Het Financieele Dagblad, de Barneveldse Krant en het RD nog zelfstandig. Een halve eeuw geleden kwam het RD op om een dam op te werpen tegen ontwikkelingen in de maatschappij, om af te schermen tegen media die reformatorische principes belachelijk maakten. In archieven zijn namen als De Dam en De Stuwdam terug te vinden als genoemde opties. Toen ging het om huwelijk en samenwonen, om de waarde van de zondag, om het weerstaan van de tijdgeest.

Dankbaar mogen we ook zijn voor de zegen van een krant met deze signatuur, die dagelijkse druppel informatie en vorming vanuit het Woord. Juist nu zich steeds weer nieuwe fronten opdoen – wie gelooft dat bij de oprichting vooral het communisme als front gezien werd? –, is een krant waarin het Woord beslissend gezag heeft, van grote waarde. En ja, het litteken en de wond van de kerkelijke verscheurdheid blijft voor het RD de achilleshiel, het altijd moeten polderen tussen morrende deelachterbannen. Ook dan is Moens’ woord over een afkalvend eiland en vele discussies aan de orde.

Accolade

Zouden we met elkaar de klassiek-gereformeerde theologie kunnen omarmen én vruchtbaar maken voor de vragen die vandaag aan de orde zijn? In hun tijd sloegen Luther en Calvijn een grote accolade. Deze positie laat de zegen onverlet die in latere fasen van de kerkgeschiedenis ontvangen is. Immers, terugvallen willen we op de rijkdom die de Heilige Schrift geeft. Dan komen we bij de katholiciteit van de kerk. Augustinus duidt hiermee aan dat christenen uit verschillende gebieden in één geloof verbonden zijn, ‘want van zonsopgang tot zonsondergang wordt de naam des Heeren geprezen’.

Het is bij die Schrift dat we vandaag met elkaar dienen te leven, in het besef dat de Heilige Geest mijn leven ermee doortrekt. Altijd weer gaat het om het functioneren van het Woord en van de rijke inhoud van de belijdenis van de Reformatie in ons leven, zodat we persoonlijk en samen belijden: ‘Ik ben een vreemdeling op de aarde, verberg Uw geboden niet voor mij.’

In een bijeenkomst met nazaten van de Reformatie zei ds. G. Boer ooit: ‘Wij zijn bijeengekomen niet alleen om aan elkaar, maar vooral aan God in Christus onze kerkelijke wonden en zonden te laten zien.’ Dit verootmoedigende schuldbelijden kan bij interkerkelijke jubilea op de juiste toonhoogte doen omzien.

P.J. Vergunst

 

Geïnteresseerd in meer lezenswaardige artikelen? Bestel een los nummer, maak gebruik van onze actie en lees De Waarheidsvriend vier maanden voor € 10,- of neem een jaarabonnement op De Waarheidsvriend.