Waar bent u naar op zoek?

blog

Hoe vindt de christen zijn weg tussen wet en vrijheid?

Op zondag een ijsje kopen

22-10-2019

Hoe verhouden vrijheid en de geboden van God zich met elkaar? En welke plaats nemen de geboden van God in het leven van een christen in?

Het gebeurde jaren geleden dat ik tijdens een vakantie een gesprek had met een aantal leeftijdsgenoten. Het ging over de invulling van de zondag. Een van hen vond het geen probleem om een ijsje te kopen of een plons in het zwembad te doen: als christen heb je niet meer te maken met regels en wetten, zo werd me verteld. Ik aarzelde. Vrijheid is een bijbels woord, maar hoe zit het dan met de geboden van God?

Intussen zijn de voorbeelden van toen aan te vullen met tal van andere vragen. Kun je als christen op zondag een marathon lopen? Is er eigenlijk wat mis met het uitbundig vieren van een verjaardag op zondag, waarbij de kerkdienst er een keer bij inschiet? Of die jongere die op een goede (?) dag ermee wordt geconfronteerd dat hij naast de zaterdag ook op een aantal zondagen verwacht wordt om vakken te vullen in de supermarkt; hoe zwaar moet hij daar aan tillen? 

Aansporingen

Met deze vragen gaan we te rade bij Jakobus. Jakobus, de broer van de Heere Jezus, schrijft een brief aan christenen met een Joodse achtergrond die het beloofde land verlaten hebben na de dood van Stefanus. Veelal zijn ze naar het noorden getrokken. Op de plaatsen waar ze terechtgekomen zijn vormen zij een minderheid in de samenleving. Jakobus spoort hen aan om daadwerkelijk bij het geloof in de Heere Jezus te blijven. Hij ziet niets liever dan dat ze wandelen door het geloof en dat dit te merken is in wat ze zeggen en doen. In zijn brief geeft hij heel praktische aanwijzingen. Ieder mens moet haastig zijn om te horen, maar traag om te spreken en traag tot toorn (Jak.1:19). Als iemand zijn tong niet in toom houdt, maar zijn hart misleidt, dan is zijn godsdienst zinloos (Jak.1:26). Heb geloof in onze Heere Jezus Christus, zonder aanzien des persoons (Jak.2:1). Waar afgunst en eigenbelang is, daar heersen wanorde en allerlei kwade praktijken. Maar de wijsheid die van boven is, is ten eerste rein, vervolgens vreedzaam, welwillend, voor rede vatbaar, vol barmhartigheid en goede vruchten, onpartijdig en ongeveinsd (Jak.3:16,17). Al die conflicten onder u, komen die niet voort uit uw hartstochten, die in alle delen van uw lichaam strijd voeren (Jak.4:1)? Vriendschap met de wereld is vijandschap tegen God (Jak.4:4). Op deze manier geeft Jakobus de nodige aansporingen voor het leven met de Heere God. Al lezend in de brief wordt wel duidelijk dat het niet om het even is hoe het geloof in de Heere Jezus handen en voeten krijgt en ook dat het leven door het geloof allerminst vanzelf gaat. Als dat zo was, dan kon Jakobus iedere tekst over zonde en verleiding schrappen en hielden we een dun briefje over.

Spiegel

Jakobus grijpt op verschillende momenten terug op de wet. Hij noemt deze volmaakt (Jak.1:25). Dat woord heeft te maken met compleet zijn, geen gebrek hebben aan. Zoals het lammetje dat in de paasnacht geslacht moest worden, geen gebrek mocht hebben (Ex.12:5). Volmaakt zijn betekent ook tot je doel komen. De wet beantwoordt aan het doel van God. In de wet zet God de route uit voor een leven dat doeltreffend is. Wanneer Jakobus het over de wet heeft, dan valt het op dat hij het vooral heeft over de wet met zijn geboden. Wat vraagt God dat wij zullen doen? Jakobus gebruikt het beeld van de spiegel (Jak.1:23). Mensen die in de spiegel kijken, zijn mensen die luisteren naar wat God vraagt. Maar er zijn mensen bij die vervolgens weglopen en vergeten hoe ze eruit zien. Wie zich echter verdiept in de wet van God en daarbij blijft, is gelukkig in wat hij doet (Jak.1:25). Jakobus laat ook zien hoe scherp het ligt. Heb je tegen een van Gods geboden gezondigd, dan ben je schuldig aan al Gods geboden (Jak.2:10). De wet ontmaskert je dan als overtreder. Let wel, Jakobus schrijft aan kinderen van God. Jakobus laat de zwaarte van Gods wet voelen, ook voor een christen. Het gaat er om dat wij niet alleen hoorders zijn, maar ook daders! 

Doenerig

Wie de brief van Jakobus leest, voelt zomaar de vraag opkomen: gaat hij niet te ver? Leert Paulus niet iets anders? Paulus laat in Romeinen 3 zien dat geen mens uit de werken van de wet gerechtvaardigd wordt. De wet confronteert ons juist met het feit dat wij zondaars zijn en dat wij voor God niet kunnen bestaan: wij zijn verloren mensen. In Galaten 3 noemt Paulus de wet een tuchtmeester tot Christus. We hebben de geschonken gerechtigheid van de Heere Jezus nodig om zalig te worden. Geen mens kan de wet van God houden. Alleen door de geloofsverbinding met de Heere Jezus ben je rechtvaardig voor God. In antwoord 60 van de Heidelbergse Catechismus lezen we daarover de treffende woorden: ‘En Hij rekent mij die (de gerechtigheid) toe als zou ik nooit zonde hebben gehad of gedaan, ja als had ik zelf al de gehoorzaamheid volbracht, die Christus voor mij volbracht heeft.’ Als we dit alles op een rij zetten, dan lijkt het of Paulus lijnrecht tegenover Jakobus staat. Is de manier waarop Jakobus de wet ter sprake brengt voor het christenleven niet te optimistisch? Is zijn aandacht voor daden niet te doenerig? Biedt Paulus niet meer ruimte voor de vrijheid in het christenleven? 

Zeggingskracht

Wie het zo stelt, creëert een groter contrast dan er in werkelijkheid is. Paulus laat met name in de Romeinenbrief en de Galatenbrief mensen vastlopen met de wet. Zonder de Heere Jezus red je het niet om rechtvaardig te worden voor God. En wie met de werken van de wet wel rechtvaardig probeert te worden, laat Christus los. Wanneer Paulus vervolgens onder de noemer ‘vrijheid’ schrijft over het christenleven, wordt de wet niet buiten spel gezet. De wet doet juist volop mee. In de Galatenbrief laat Paulus zien dat de vrijheid van het christenleven wel inhoud dient te krijgen. Hij ontmaskert de werken van het vlees. Vrijheid mag nooit aanleiding geven om de werken van het vlees er op na te houden. Hoe dient de vrijheid dan wel ingevuld te worden? Als Paulus het daarover heeft, schuift hij in feite de wet naar voren. Liefde is tenslotte de vervulling van de wet. Wanneer Paulus het heeft over de vrucht van de Geest, dan laat hij opnieuw dat woord vallen: liefde. Kortom, het christenleven krijgt via de liefde handen en voeten en daarbij doen de geboden helemaal mee. Paulus geeft de wet nieuw elan.

In de Jakobusbrief staan de daden van een christen ook niet op zichzelf. Wie in deze brief let op teksten die over het ‘Woord’ gaan, komt als vanzelf terecht bij Jakobus 1:18. ‘Overeenkomstig Zijn wil heeft Hij ons gebaard door het Woord van de waarheid, opdat wij in zeker opzicht eerstelingen van Zijn schepselen zouden zijn.’ Als het Woord zeggingskracht krijgt in ons leven, worden wij andere mensen, dan krijgt Hij gestalte in ons. Het is het Woord dat ons zalig maakt (Jak.1:21). Jakobus laat ook zien dat het Woord ontvangen wordt en in ons wordt geplant. Dat maakt zichtbaar dat het Woord van de andere kant komt, van Gods kant. Dat het de Geest van God is Die zorgt dat het Evangelie van de Heere Jezus binnenkomt en dat de plant van het geloof in de Heere Jezus opbloeit. Jakobus onderstreept daarbij onze verantwoordelijkheid: wees daders van het Woord en niet alleen hoorders (Jak.1:22). 

Andere accenten

We komen bij Paulus en Jakobus in die zin dezelfde lijnen tegen. Beiden leggen andere accenten, denken misschien al schrijvend aan een ander front, maar de beweging is hetzelfde. Het geloof komt tot uiting in het leven van elke dag. Weliswaar word je zalig door het geloof alleen, maar het geloof gaat nooit alleen. Zo moeten we Jakobus begrijpen als hij zegt dat Abraham uit de werken gerechtvaardigd is (Jak.2:24). Hij voegt daaraan toe: ‘en niet alleen uit het geloof’. Dat woordje ‘alleen’ is veelzeggend. Het geloof is een werkzaam geloof. Dat is precies wat Paulus ook stelt wanneer hij zegt dat het geloof door de liefde werkzaam is (Gal.5:6). 

Jezelf zijn

Zo bezien is het verhelderend dat Jakobus tot twee keer toe over de wet spreekt als de wet van de vrijheid (Jak.1:25, 2:12). In onze tijd is vrijheid een belangrijk woord. Onlangs deed het Sociaal Cultureel Planbureau onderzoek naar de Nederlandse identiteit. In de top twintig van wat bijdraagt aan het gevoel van verbondenheid met Nederland wordt op nummer twee het woord vrijheid genoemd en op nummer negen: vrijheid van meningsuiting. Vrijheid heeft in onze tijd veel te maken met ruimte om jezelf te kunnen zijn, je eigen opvattingen er op na te houden en ongestoord uiting kunnen geven aan je eigen wensen en verlangens.

Zulke vrijheid is echter relatief, omdat vrijheid zomaar ingevuld wordt door factoren die ons meer vastmaken en vastzuigen dan we voor lief willen houden. En komt dat ook niet dichtbij als we denken aan thema’s als werken, sport en uitgebreid verjaardag vieren op zondag? Vergis ik me wanneer ik opmerk dat deze zaken te maken hebben met alles wat een mens in de week allemaal moet en daardoor aan veel goede dingen niet toekomt, die vervolgens naar Gods dag worden verplaatst? Wat heet dan nog vrijheid? 

Allerminst vrijblijvend

Wanneer Jakobus het woord vrijheid laat vallen, heeft het een andere kleur. Het grijpt ten diepste terug naar Israël, dat verlost is uit het slavenhuis Egypte en dat, na die bevrijding, de wet van God ontvangt. Een gezegend en gelukkig leven is het leven met de Bevrijder. De wet wijst daarbij het spoor om deze vrijheid met de God van het verbond te leven. De wet van de vrijheid is allerminst vrijblijvend en heeft ook niet als vanzelf zeggingskracht in ons leven. De wet van de vrijheid wijst met een grote pijl naar de Heere Jezus Christus, Die in deze wereld gekomen is en Zich gesteld heeft onder de wet. Hij heeft de vrijheid betaald met Zijn bloed. Hij koopt mensen los uit de slavernij van de zonde. Hij heeft de Geest verworven. Het is de Geest Die ons leert om dit spoor te gaan. De Geest is het Die ons doet ademen in de barmhartigheid van God. De Geest zorgt dat ons leven binnen de ruimte van Gods wil tot ontplooiing komt, helemaal opbloeit. Zo komt God aan Zijn eer en als mens ben je er goed mee af. Je proeft het in het tegenspreken van de boze en het tegenstaan van de zonde, al blijft de gebrokenheid om en in ons groot. Je merkt de vreugde wanneer je wandelt voor Gods aangezicht. Je merkt de vrede in de liefdevolle omgang met je naaste. De wet beknot niet, maar schept juist ruimte, geeft zegen, brengt happy-moments omdat het goede léven er in opgesloten ligt. 

Echt bepalend

Ruim baan dus toch voor de wet, juist in het christenleven. Is dat niet te mooi om waar te zijn? Als leerlingen van de Heere Jezus leren we om dat spoor te bewandelen. En intussen hebben we de opdracht om onze verantwoordelijkheid te nemen: niet alleen hoorder, maar ook een dader van de wet. Niet zomaar parttime, niet voor een enkel facet van ons leven alleen. Gods geboden zijn echt bepalend, omdat het allereerst gaat om wat God zegt en vraagt. Zo komt ook de invulling van de zondag en nog heel veel meer in een ander licht te staan. Gods licht valt over de dingen van ons leven. Niet omdat het moet, maar omdat je het wilt. ‘Hoe lief heb ik uw wet! Hij is heel de dag mijn overdenking. Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad.’ (Ps.119:97 en 105)

Ds. W.J. Westland