Waar bent u naar op zoek?

blog

Plaats Gereformeerde Bond

21-01-2013

De Gereformeerde Bond heet in de pers ‘orthodox'. Dat is een eer. Toch associeer ik de Bond niet alleen met orthodox. Het bestaan van en het staan in de Gereformeerde Bond is ook een paradox, een schijnbare tegenstelling: de Gereformeerde Bond had er niet moeten zijn.

Als de Gereformeerde Bond érgens voor aangezien wordt, dan is het wel voor orthodox. Als bijvoorbeeld binnen de PThU over orthodoxe studenten wordt gesproken, is dat voor velen meteen synoniem aan ‘gereformeerdebonders’.

Nu zijn er slechtere kwalificaties denkbaar voor een bond. Het is een eer om de rechte waarheid te belijden en voor te staan; het is een geuzennaam als je een waarheidsvriend bent. We moeten ons er niet voor schamen orthodox te zijn. In de beste betekenis van het woord.

Toch geldt tegelijkertijd de paradox: de Gereformeerde Bond had er niet moeten zijn. Niet dat de Bond of het hoofdbestuur depressief is, uitgevochten, levensmoe na ruim 106 levensjaren. Integendeel.

Maar deze paradox heeft alles te maken met het feit dat wij een vereniging, een beweging binnen de kerk zijn. Binnen een kerk die niet bestaat bij de gratie van de Bond, maar bij de gratie van het verbond. Zonder Bond is de kerk nog steeds kerk, maar zonder kerk kan de Bond zomaar een sekte worden. Je kunt niet over de Bond spreken zonder over de kerk te spreken. Al is de Bond een legale vereniging met statuten, leden, een kantoor, personeel, een jaarvergadering, we kunnen niet over de Bond spreken zónder over de kerk te spreken. En dat heeft altijd iets paradoxaals in zich. Maar een paradox is niet zomaar een tegenstelling: het is een schijnbare tegenstelling.

 

Hervormde leerling

Hoe is dat zo gekomen? Als je het over een geuzennaam hebt, denk je ook aan de man met de geuzenkop: Hugo Visscher. Visscher was sinds 1904, op voorspraak van Abraham Kuyper, hoogleraar in Utrecht. In het door hem opgerichte Gereformeerd Weekblad vertolkte hij wekelijks de zorg om en de afkeer van talloze ongereformeerde elementen in de kerk; daarmee wist hij veel bezwaarde hervormden te activeren.

In 1906 richt Visscher met anderen de Gereformeerde Bond op. Hij staat overigens niet alleen aan de wieg van de Gereformeerde Bond, maar eveneens aan die van de GZB, de mannenbond en de jeugdbonden. Visscher was een hervormde leerling van Kuyper.

Wanneer Visscher met anderen de Gereformeerde Bond in 1906 opricht, zit daar niet alleen een stuk Kuyperiaanse organisatiedrang in, met die kenmerkende soevereiniteit in eigen kring, maar proef je ook dat Visscher geen enkele verwachting meer heeft van het herstel van de Hervormde Kerk, de kerk die toen nog onder de reglementenbundel van 1816 leefde.

Visscher beoogde met de Bond een eigen verband van gereformeerde belijders en gemeenten binnen de Hervormde Kerk, liefst met een eigen statuut, een eigen circuit. Om dan vervolgens ook de afgescheiden kerken in dat verband op te nemen, iets waar de afgescheiden kerken heel lang nog op gehoopt hebben, en waar ze de Gereformeerde Bond ook herhaaldelijk toe gestimuleerd hebben. ‘De sleutel tot kerkelijke eenheid van alle gereformeerden lag bij de Gereformeerde Bond’, zei bijvoorbeeld de gereformeerde prof. K. Runia.

 

Middenweg

Hugo Visscher zocht met de Gereformeerde Bond een middenweg tussen afscheiding en voluit kerkelijk denken. Belangrijk om op te merken is dat Visscher met de oprichting van de Bond niet gericht was op de kerk en haar genezing. De Gereformeerde Bond was er voor gereformeerde gemeenten die bevrijd wilden worden van het synodale juk.

Wat je daar ook op wilt afdingen, de gedachte van een verband is toch wel typerend voor de Bond. En ik aarzel om te zeggen: typerend geweest.

Het wij-gevoel binnen de Bond is de laatste twintig jaar wel verminderd. Je ziet het bijvoorbeeld in het dalende bezoekersaantal van de jaarvergadering en de ambtsdragersvergaderingen. De vanzelfsprekendheid dat je bij de Bond hoort en in de ontmoetingen van de Bond participeert, is afgenomen. Er lijkt minder behoefte te zijn aan het ontmoeten van anderen die kennelijk op dezelfde wijze in de kerk staan als wijzelf. Mogelijk omdat de diversiteit in eigen kring is toegenomen. Of omdat we onafhankelijker worden en niet zondermeer naspreken wat in De Waarheidsvriend staat. Of omdat we een Bond niet meer van deze tijd vinden. Hoort een Bond niet typisch bij de verzuiling, iets waaraan wij in onze dagen bijna voorbij zijn?

Hoe dan ook, een breed van gevoel van ‘samen bij de Bond horen’ is naar mijn inschatting sterk aan het slijten. Maar dat is ook iets paradoxaals, al vind ik het ronduit jammer.

 

Meer Hoedemaker

Na 1909 is de doelstelling van de Gereformeerde Bond veel meer gericht op de kerk. In de oorspronkelijke doelstelling van Hugo Visscher stond dat de Gereformeerd Bond uit was op de vrijmaking van de kerk, een loskomen van de synodale organisatie. Deze doelstelling heeft steeds onder kritiek gelegen. In 1909 liet men het beladen en verdachte woord ‘vrijmaking’ vallen en richtte de Bond zich op de verdediging en verbreiding van de gereformeerde waarheid binnen de Nederlandse Hervormde Kerk, gericht op haar totale herstel. Meer Hoedemaker dus.

En die doelstelling hebben we in 2004 onverkort meegenomen in de Protestantse Kerk. Het is de kerk waarin de Heere ons plaatste, de kerk die deelt in de katholieke traditie van de Reformatie en die de eeuwen door in ons land openbaring is geweest van het lichaam van Christus.

We zijn in gebrokenheid dankbaar voor een kerk die belijdt te staan en leven op het fundament van de Heilige Schrift, en die daarbij in het spoor van de heiligen die vóór ons geweest zijn, de gereformeerde belijdenis als regel van het belijden hanteert. Ook na 2004. Wij staan in de kerk omdat zij een hervormde, een gereformeerde kerk zegt te zijn en begeert te zijn: in haar prediking, haar kerkorde, haar catechese, haar getuigenis in de wereld.

Als je naar die grondslag kijkt en haar overdenkt, dan klopt het inderdaad: de Gereformeerde Bond hoeft er helemaal niet te zijn. Tenzij zij stem is van degenen die de kerk aan dit hoge woord wensen te houden. Want we hebben er zorgen om. Al 106 jaar vragen we ons af of dit hoge beginsel in de kerk wel functioneert. Of de kerk werkelijk is wie ze zegt te zijn, en doet wat ze zegt te doen.

Er zijn dieptepunten in het leven van de kerk aan te wijzen, die op zijn minst het bestaan van een gereformeerde bond verklaren – maar ook rechtvaardigen: de kerk mag aan dwaling geen onderdak bieden. En als leden van de kerk verenigen we ons, niet om door kracht of geweld de strijd voor de waarheid te voeren, maar wel om geestelijk om de waarheid te vragen en de kerk tot die waarheid terug te roepen. Het begon met de kwestie-Bähler, begin 20e eeuw. Toen weigerde de kerk maatregelen te nemen tegen deze Friese predikant die het boeddhisme boven het christendom stelde.

 

Geen gehoor

De kerk heeft verscheidene van dergelijke kwesties gekend: we denken aan de totstandkoming van de protestantse kerkorde, met een Leuenberger Konkordie die Dordt ontkracht, met ordinantie 5.4 over het zegenen van alternatieve relaties, met het loslaten van het verbond en dus ook van geboorteleden en het primaat van de kinderdoop.

Maar ook de schok toen de gereformeerde synode in 2000 geen maatregelen wilde nemen tegen de uitlatingen van prof. Den Heyer, en de hervormde synode daar bij haar fusiepartner ook niet op aandrong. En in onze dagen is het niet alleen de kwestie-Hendrikse. Op hoeveel preekstoelen in onze kerk wordt syncretisme verkondigd: een Beltaneviering in Hoogeveen, een reïncarnatiedomina in Zundert, en een New Agedominee in Hoogezand-Sappemeer?

Wordt het Lam en Zijn volkomen bloed in de verkondiging en de catechese geëerd, in alle gemeenten van de kerk? Functioneert de Heilige Schrift als bekerend beginsel in de kerk? In de opleiding van de predikanten? In het getuigenis van de kerk naar de wereld toe? Want de kerk lijkt wel uiterst streng als formele regels niet worden nageleefd (financiële regels bijvoorbeeld), maar ze lijkt anderzijds uiterst tolerant als de regel van de Schrift met voeten wordt getreden. Houdt de kerk haar dienaren aan de belofte die ze als proponenten hebben afgelegd?

Dat zijn vragen die ieder lid van de kerk stellen mag en moet. Maar wanneer de kerk geen gehoor geeft, is een bond al gauw geboren. Maar ze had er niet moeten zijn.

A.J. Mensink

 

Ds. A.J. Mensink is hervormd predikant te Krimpen aan den IJssel en voorzitter van het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond.