Waar bent u naar op zoek?

blog

Christen werkt in navolging van Jezus

Roeping in de zorg

30-03-2020

Soms kreeg je de idee dat Nederland het meeste afhankelijk is van economen, ondernemers, bankiers, bestuurskundigen. De voorbije weken kwamen alle werkers in de zorg naar de voorgrond. Terecht – en niet alleen in tijden van een coronacrisis.

Elke beroepsgroep bevat een bepaald type mensen en daarmee is niets mis. Je bent een zekere persoonlijkheid en kiest een beroep, terwijl het ook kan dat het beroep jou vormt tot wie je geworden bent. Het geldt dominees, conciërges, onderwijzers, het geldt zeker ook degenen die werken in de zorg. Over het algemeen ontmoeten we daar de mensen – al zijn ze kordaat – die de ander met liefde omringen, die hart hebben voor het kwetsbare, die de last van een medemens verlichten, bij wie ‘troosten’ in het woordenboek staat. Als zieke of oudere ben je dankbaar voor elk klein gebaar. 

Honderd miljard

Niet voor niets heeft de kerk het werken in de zorg vanouds gestimuleerd. Persoonlijk kan ik gelukkiger worden van een kind dat in de zorg werkt dan van een kind dat burgemeester van een mooie plaats wordt – al hebben we ook burgemeesters nodig en al beseffen we juist nu de waarde van de overheid. In elk eerbaar beroep kun je als christen de Heere dienen met het talent dat Hij je gaf.

De zorg, ze is de voorbije jaren in onze samenleving nogal eens geproblematiseerd in het nieuws gekomen. De kosten worden minder beheersbaar – en dat is een belangrijk aandachtspunt als het Centraal Bureau voor de Statistiek ons laat weten dat we in 2025 honderd miljard aan zorg gaan besteden. De toegang tot noodzakelijke zorg laat te wensen over, de kwaliteitsverschillen zijn groot én de tekorten aan personeel lijken niet meer op te vangen. Als minister van volksgezondheid heb je in Nederland een zware portefeuille; als manager financiën van een ziekenhuis heb je een intensieve baan. 

Nijpend tekort

Zoals het niet om het schoolbestuur gaat maar om de leerkracht voor de klas, gaat het in de zorg voor alles om de artsen, de verpleegkundigen, de werkers in de thuiszorg, de jeugdzorg, de gehandicaptenzorg. Om de handen aan het bed. Ook al werkt een miljoen landgenoten in de zorg, het UWV voorspelde vorig jaar dat er in 2022 door de vergrijzing en het langer thuis wonen van ouderen 125.000 medewerkers te weinig zijn. Vooral in de thuiszorg is de situatie nijpend. 

*** 

Vele werkers in de zorg zijn ‘voorbeeldig’ actief geweest. Geliefd werd Margriet als Oranjeprinses met name door het (vrijwilligers)werk voor het Rode Kruis. Bedeeld met de Nobelprijs voor de vrede werd Albert Schweitzer vanwege zijn eerbied voor het leven, zijn inzet als arts voor leprapatiënten. Met het geld voor deze prijs bouwt hij een leprozendorp. In 1999 werd Daniël den Hoed ‘Rotterdammer van de eeuw’ vanwege zijn bijdrage aan de bestrijding van kanker. De Congolese gynaecoloog (en pinkstervoorganger) Denis Mukwege kreeg in 2018 ook de Nobelprijs voor de vrede vanwege zijn inzet voor vrouwen die in oorlogstijd seksueel geweld meemaakten. 

Dappere vrouwen

Achter al deze ‘grote namen’ zien we een zoon of schoonzus, een broer of oom, een goede vriendin, vele gemeenteleden die zich dagelijks inzetten in de zorg aan de naaste, die in het gewone leven én in de aangrijpende crisis die we nu beleven, in risicovolle omstandigheden omzien naar hun naaste. Naar wie geen ziekenhuis vernoemd wordt, maar die als christen behoren tot het grote leger des heils, dat hier medicijnen toedient, dat daar de kussens opschudt en liefdevol bemoedigt, dat vanuit de auto nog even zwaait naar de stervende die in de woonkamer ligt.

Achter al deze ‘grote namen’ zien we dappere vrouwen uit de geschiedenis. Ik denk aan de twee verpleegsters die in de Eerste Wereldoorlog naar het oorlogsfront gingen, over wie Els Florijn haar historische roman Rode papaver schreef. Ik denk aan de uitgeputte Italiaanse verpleegkundige Alessia Bonari, die een enkele week terug via Instagram bekend werd, toen ze zei: ‘Ik ben bang en moe, maar ik draag mijn steentje bij.’ 

Diaconessen

Achter al de ‘grote namen’ zien we een ‘galerij van geloofshelden’, kinderen van God die voorgegaan zijn in de dienst van de barmhartigheid. Hoeveel bij mensen onbekende namen hebben het programma uit Mattheüs 25 niet tot het hunne gemaakt: ‘Ik ben ziek geweest en u hebt Mij bezocht.’ Een van de zeven werken van barmhartigheid was de zorg voor zieken; met name christenen keken om naar gehandicapten en degenen die sterven gingen. Diaconessen (kort na het leven van Jezus op aarde) bezochten namens de gemeente armen en zieken en werden zo ‘wijkverpleegsters avant la lettre’.

Achter heel de geloofsrij van barmhartige mensen zien we uiteindelijke Jezus Christus, de Zoon van God: ‘En Jezus stak Zijn hand uit en raakte de melaatse aan…’. Wat de Heiland doet, gaat veel verder dan meeleven met de ander. Hij geneest niet alleen de zieke, maar neemt de onreinheid van de melaatse op Zich en laat zien dat Hij de Messias is. Zijn goedertierenheid is van eeuwigheid tot eeuwigheid over degenen die Hem vrezen, die Zijn verbond in acht nemen. Dat toont Hij door de ongerechtigheid te vergeven, de ziekten te genezen (Psalm 103).

Een woordje als ‘ontferming’ moeten we in dit verband tot ons door laten dringen. Jezus was er vol van, was ‘innerlijk met ontferming bewogen’. Zo keek Hij naar mensen, zo sprak Hij hen aan, raakte Hij hen aan. Het bracht Hem aan het kruis, belijden we in deze lijdensweken, in een concentratie op Hem. 

Je hart laten spreken

Hoe Hij meelijdt in de crisis in het leven van Maria en Martha, ontdekken we in Johannes 11: ‘Jezus weende.’ Hij laat Zijn hart spreken, als rouw en verdriet aan de orde van de dag zijn. Zo staan christen-zorgverleners vandaag, in deze weken van eenzaamheid, om ouderen en kwetsbaren. Dat ‘christen’ heeft, zo geloven we, een enorme meerwaarde, omdat de naaste gediend wordt in het vertrouwen op de almachtige God, op Zijn wonderen en kracht. Afhankelijkheid van Hem en inzet voor de naaste zijn de twee zijden van de ene medaille.

Vanuit deze motivatie, de christelijke barmhartigheid, kwamen in de voorbije eeuwen veel zorginstellingen van de grond. Veelal verwijzen de namen (als er tenminste niet gefuseerd is) naar deze christelijke roots, of herinnert de treffende bijbeltekst in de hal van een instelling eraan. Het mooie van deze zorg is vanouds een gerichtheid op heel de samenleving geweest, zoals in Jeruzalem het pro-life Shaare Zedek-ziekenhuis aan iedereen zorg verleende die hulp nodig had, Jood of Arabier. 

Concretisering van Gods liefde

Omdat de eeuwige God barmhartig en trouw is, houdt David (Ps.55) het ons voor: ‘Werp uw zorg op de HEERE, en Hij zal u onderhouden.’ In 1 Petrus 5 herhaalt de apostel dit, als hij onderwijs over het gebed geeft: ‘Werp op Hem al uw bekommernis…’. Zijn hand redt uit – dat is de boodschap die de kerk vandaag doet horen.

En in de navolging van Hem geven we in de christelijke zorg aandacht aan elkaar. Rode draad in het onderwijs van de Heere Jezus is dat de Vader barmhartig is, dat Zijn handen zich op milde wijze uitstrekken naar hulpbehoevenden, naar het verlorene. ‘Wees dan barmhartig zoals ook uw Vader barmhartig is,’ zo onderwijst Hij.

Het geldt als eerste de professionele werkers, voor wie we bidden om gezondheid, moed, kracht en wijsheid. Tegelijk geldt het geheel de gemeente, die in tijden van nood rondgaat met slechts wat koud water, met elke mogelijke vorm van aandacht. Het bieden van een sociaal vangnet is de diaconale zorg van de kerk – in het verlengde van zorginstellingen of buurtzorg. Elke discipel mag weten dat zorg de concretisering is van Gods liefde. Want Hij ziet zieken en kwetsbaren en gaf ons de roeping voor hen te zorgen. 

Kleine gebaren

Bemoedigend voor ons is dat kleine gebaren veel waard zijn. Zoals Jezus aan een paar broodjes en twee visjes voldoende had om een grote menigte te voeden, kan Hij onze geringe acties vermenigvuldigen, tot een grotere zegen stellen. 

De Franse arts Ambroise Paré (1510-1590) was in zijn tijd vernieuwend. Zo verbond hij in oorlogstijd wonden niet met kokende olie, maar met verzachtende zalf. Van hem las ik een uitspraak die bekend geworden is: ‘Geneeskunde is soms genezen, dikwijls verlichten, altijd troosten.’ Troosten, het lijkt iets kleins. De essentie van troost is dat de kwetsbare er niet alleen voor staat. Voor troosten heb je geen opleiding nodig, geen diploma. Troosten geschiedt door op zieken gerichte professionele zorg én door alledaagse aandacht van de christelijke gemeente.

P.J. Vergunst