Waar bent u naar op zoek?

blog

Je zonden belijden is iets anders dan ‘sorry' zeggen

Vergeving vragen

18-03-2013

Vragen om vergeving houdt in dat iemand zich schuldig weet en dat ook eerlijk wil toegeven. Als we om ons heen kijken, merken we echter dat we het al moeilijk vinden om onze schuld tegenover elkaar te belijden. Laat staan tegenover God.

Aan ‘vragen om’ en ‘ontvangen van’ vergeving zitten verschillende aspecten. Buigen voor de ander is een beweging die er van nature bij ons niet in zit. Regelmatig valt wel het woord ‘sorry’, maar klinkt het vaak niet wat oppervlakkig en goedkoop? Raakt het ons echt wat we fout gedaan hebben?

In de gelijkenis van de verloren zoon besluit de zoon terug te keren en tegen zijn vader te zeggen: ‘Vader, ik heb gezondigd.’ Maar waar een cultuur getypeerd wordt door het ontkennen en negeren van God, stokt ook deze belijdenis.

Dat brengt ons bij een belangrijk punt: vergeving vragen en vergeving ontvangen is ten diepste een zaak van relatie: met God de Vader, met Christus de Zoon. Ik stel een vraag speciaal aan hen die een van deze weken belijdenis van hun geloof afleggen: Hoe gaat het met deze relatie met God, ook na de belijdeniszondag?

 

Belijden

In ons kerkelijk taalgebruik is het een soort vaste term geworden: belijdenis doen. Het jawoord dat klinkt uit de mond van broeders en zusters in de samenkomst van de gemeente. Je belijdt je geloof. Iedereen mag het horen; je schaamt je er niet voor.

Het werkwoord belijden komt op verschillende plaatsen in de Bijbel voor. In Psalm 32:5 lezen we: ‘Ik zal mijn overtredingen belijden voor de HEERE.’ Belijden heeft hier het specifieke van het belijden van je zonden. Je wordt eerlijk tegenover God en zegt tegen Hem wat eraan schort.

Wie de Psalm in zijn geheel doorleest, bemerkt dat deze belijdenis niet direct en spontaan is uitgesproken. Integendeel. David houdt zo lang mogelijk zijn mond gesloten. Hij verzwijgt zijn zonden. Hij stopt ze weg. Hij denkt dat ze verdwijnen door er niet aan te denken. Maar dat is struisvogelpolitiek.

En hij merkt de gevolgen. In vers 3 en 4 van deze Psalm wordt dat heel beeldend beschreven: zijn leven verschrompelt. Het ontkennen van schuld vreet aan hem. Maar dan staat hij, bij wijze van spreken, op en klinkt het: ‘Vader, ik heb gezondigd.’ Net als bij de verloren zoon. David verbreekt het zwijgen. Hij belijdt zijn zonden.

En dan? Is het dan afwachten hoe God reageert? Het is ontroerend hoe in vers 5 de ene actie op de andere actie volgt. David belijdt; de HEERE vergeeft. Wat een nederlaag lijkt – het voor de dag komen met je schuld – wordt een bevrijding. Je kunt weer ademhalen. De ontvangen vergeving geeft vrede. Zonden belijden is onderdeel van het geloof belijden: het geloof in de vergeving van de zonden.

 

Onze eigen norm

Schuld belijden, buigen voor de ander, vinden velen moeilijk. Je lijdt niet graag gezichtsverlies. Daarom kiezen we liever voor een andere aanpak: even snel ‘sorry’ zeggen, en vervolgens weer vlug overgaan tot de orde van de dag. In de hoop dat je imagoschade zo beperkt mogelijk gebleven is.

Waar God bovendien als Tegenover’ uit beeld verdwenen is, bepaal jij zelf wat wel of niet kan. Een slager die zijn eigen vlees keurt, zouden we tegenwoordig zeggen. We worden onze eigen norm en beoordelen onszelf volgens onze eigen maatstaven.

Dit gegeven maakt het vandaag ook moeilijk om het christelijk geloof ter sprake te brengen. Aan de ene kant zijn er genoeg mensen met allerlei schuldcomplexen. Wat zouden zij opknappen door de kernboodschap van het christelijk geloof: de vergeving van de zonden. Maar begrippen als ‘zonde’ en ‘schuld’ scoren vandaag niet hoog. We hebben eerder pech dan dat we ons schuldig voelen.

 

Relatie

In gesprekken hierover verzanden we snel in moralisme: vinden we iets goed of fout. Maar zo komen we niet toe aan het peilen van de diepte van de zonde. Want de diepste kern van zonde is niet iets wat je wel of niet doet, maar is de verbroken relatie met God. Het wantrouwen richting Hem.

Waar God als ‘Tegenover’ uit beeld verdwijnt, wordt de mens op zichzelf teruggeworpen, ook als het gaat over zijn zonde. We moeten zelf bepalen wat wel of niet goed is: ga er maar aan staan.

We voelen ons vaak wel ‘slachtoffer’ maar zeker geen ‘dader’. We roepen om strengere straffen voor anderen, maar als het onszelf betreft, zijn wij meesters in het aanvoeren van verzachtende omstandigheden. En in plaats van onze verantwoordelijkheid te nemen, proberen we juist de verantwoordelijkheid bij een ander neer te leggen.

Maar wie gelooft in de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, die komt erachter wat zonde is. Zondekennis is ten diepste geloofskennis. Je ontdekt het in de relatie met God.

 

God negeren

Vandaar dat het geloofsartikel ook niet luidt: ‘ik geloof de zonden’, maar ik geloof ‘in de vergeving van de zonden’. Wie in de zonde gelooft en dat geloof serieus neemt, loopt de kans somber te worden. Maar wie gelooft in de vergéving van de zonden ontvangt vrede.

Dat maakt ons niet oppervlakkig, in de zin van: Jezus vergeeft toch wel. Nee, juist in het geloof weet je wat het Christus gekost heeft om onze zonden te verzoenen.

Daar komt bij: het geloof maakt ons niet immuun voor de zonden. Integendeel, levend uit de persoonlijke geloofsrelatie gaan we onze zonden juist steeds meer zien. Zien dat het niet maar die bepaalde zaken zijn die we wel of niet doen, maar dat het werkelijke probleem van de zonde dieper zit: die voortdurende neiging om God te negeren en te ontkennen. De cultuur waarin we leven, herkennen we niet alleen maar om ons heen, maar vooral in ons eigen hart. Zolang we op aarde zijn zal de realiteit van de zonde een feit blijven.

 

Bron

Juist in het geloof, door de ontmoeting met de Heere God, leren we onze zonden kennen. Stap voor stap. Maar, net als in Psalm 32, leren we zo ook de genade van Christus steeds dieper en dieper kennen. Dat maakt ons heel bescheiden in ons oordeel over anderen: we kennen immers onszelf.

Het zicht houden op de relatie met Christus als bron van de vergeving van zonden beschermt ons ook voor de neiging om de vergeving van onze zonden afhankelijk te laten zijn van ons eigen succes in onze strijd tegen de zonde. Hoe vaak vallen wij niet in die valkuil: de vergeving afhankelijk maken van onze gééstelijke vorderingen. Het is juist andersom: in verbondenheid met Christus leven wij door de kracht van de Heilige Geest: zo komt het nieuwe leven aan het licht.

 

De kerk

Prachtig hoe in de twaalf artikelen eerst gesproken wordt over de kerk en vervolgens pas over de vergeving van de zonden. Wie belijdenis heeft afgelegd (korter of langer geleden) is lidmaat van de kerk. Dat is meer dan een lidmaatschap. Het is zijn op de plek waar ik aangewezen word als zondaar.

De kerk is ook de plek waar het klinkt in de prediking: Zie het Lam van God. Het is de plek waar de sacramenten van doop en avondmaal worden bediend. Ik word aangewezen: als zondaar. Hij wordt aangewezen: als het Lam van God. Voor Hem kniel ik.

C. van Duijn

 

Ds. C. van Duijn is hervormd predikant te Gouda en lid van het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond.