Waar bent u naar op zoek?

blog

Voor je geloof uitkomen

28-03-2017

Belijdenis doen gebeurt in de kerk. Maar niet alleen daar. De Heere Jezus roept ons op om Hem te belijden op elke plaats waar mensen zijn. Maar hoe doe je dat? Durven we dat wel en wat zeggen we dan?

Veel predikanten spreken de maanden voorafgaand aan de belijdenisdienst met de catechisanten die de belijdeniscatechisatie volgen. In een dergelijk gesprek zei een catechisant tegen me: ‘Ik aarzel of ik belijdenis zal doen. Ik wil wel in de kerk mijn jawoord geven. Want ik geloof in God en ik wil de Heere dienen. Maar op mijn werk vind ik het moeilijk er voor uit te komen. Ik bid wel voor mijn eten. Maar dan ontstaan er soms gesprekken en weet ik niet wat te zeggen, hoe voor God uit te komen. Eigenlijk vind ik daarom dat ik nog geen belijdenis kan doen.’ Dit gesprek bepaalt ons bij de verhouding tussen het belijdenis doen in de kerk en het belijden van je geloof daarbuiten.

Voor de mensen

In het Evangelie worden we tot beide belijdenissen geroepen. Op een gegeven moment vraagt Jezus aan de discipelen wie Hij voor hen is. Petrus belijdt dan zijn geloof te midden van de discipelen, dat is om zo te zeggen in de kerk (Matt.16). Maar de Heere Jezus trekt in het Evangelie de cirkel wijder (Matt.10:32). Hij zegt: ‘Ieder dan die Mij belijden zal voor de mensen, die zal Ik ook belijden voor Mijn Vader, Die in de hemelen is.’

Hier is heel algemeen sprake van ‘voor de mensen’. Duidelijk bedoelt Jezus hiermee de mensenwereld om ons heen. De mensenwereld waarin we werken, inkopen doen, huiselijk leven hebben, opgevoed worden, ontmoetingen hebben, studeren, sporten enz. Algemener kan niet: de mensen. Er is dus geen plek waar mensen zijn of de Heere Jezus roept ons om Hem daar te belijden. 

Niet eenvoudig

Dat het niet eenvoudig is, weet ieder die onder de mensen komt. Wat zeg je? Heb je de moed? Hoe ga je op iets in? Wat kan een ander echt helpen? Hoe eer je God? In het Evangelie zegt Jezus het ook niet omdat het toen wel eenvoudig zou zijn. Hij roept ertoe op om Hem te belijden juist in een situatie van weerstand, afkeer, zelfs verzet en vervolging. Hij zegt: ‘Zie, Ik zend u als schapen te midden van de wolven; (…) ze zullen u overleveren.’ (Matt.10:16,17) Dat doet ons denken aan de situatie van veel christenen in onze wereld die om hun geloof monddood gemaakt worden, onder druk gezet worden of gevaar lopen hun huis en familie kwijt te raken.

Jezus noemt de meest gevaarlijke situaties en zegt dan: belijd Mij ook in die situaties. Daarmee leert Hij ons dat, als je in die gevaarlijke situaties al Jezus moet belijden, dan helemaal als er minder of weinig of geen gevaar is. Situaties waarin er hoogstens verzet tegen het geloof is, tegenwerking, kritiek, verachting of bestrijding. Ondertussen kunnen die situaties angst oproepen of schroom, waardoor we liever onze mond houden en we ons geloof verstoppen in ons hart. Het kan ervoor zorgen dat we het geloof terugbrengen tot achter de voordeur.

Vaderlijke zorg

Jezus geeft aan weet te hebben van die onzekerheid en vrees in ons. Hij spreekt dan woorden die ons over onzekerheid en vrees heen kunnen tillen. Hij spreekt in de verzen ervoor over Gods zorg als Vader over Zijn gelovigen. Hij zegt: er gebeurt niets met een musje zonder uw hemelse Vader. Hoeveel te meer zorgt Hij dan voor Zijn gelovigen. Hij telt van Zijn kinderen zelfs de haren van hun hoofd (v.29-31).

Voordat Jezus ons roept om Hem te belijden in het volle leven, verzekert Hij ons eerst van Gods vaderlijke zorg voor de Zijnen. Ook voegt Hij er nog aan toe dat we voor niemand bang moeten zijn, omdat God Rechter is en alles bepaalt. In plaats van angst voor de wereld moeten we eerbied en vrees hebben voor God. Jezus wil wel dat we de gevaren goed in het oog hebben (wolven), maar dat we ons er niet door laten bepalen. Vanuit die geloofsvastigheid in God met Zijn vaderlijke zorg voor ons, zegt Jezus: belijd Mij voor de mensen. Leef vanuit een diepe vrede in God, leg de angst voor de wereld af. En kom zo frank en vrij voor de Heere Jezus uit, waar het nodig is, waar het van je gevraagd wordt. 

Onbevangen

De Heere Jezus roept op om te belijden. Dat is eenvoudig: ervoor uitkomen dat ik de Heere Jezus geloof en dien, ervoor uitkomen dat ik een christen ben, ermee naar voren komen dat Jezus de Verlosser is en dat Hij alles en iedereen te boven gaat.

Overigens vraagt Jezus dus niet dat we mensen weten te overtuigen. Hij vraagt ons niet hoe goed we het hebben gedaan, hoe succesvol we ermee zijn. Hij rekent ons niet af op hoeveel mensen we tot geloof hebben gebracht, óf er überhaupt mensen door ons getuigenis gaan geloven. Niets daarvan. Er staat eenvoudig: belijden voor de mensen. Daar zit iets in dat weerloos en onbevangen is. Naar vermogen eenvoudig voor de Heere uitkomen en dan maar zien wat ervan komt. Dat mogen we aan Hem verder wel overlaten.

Belofte

Een bijzondere belofte verbindt Jezus hieraan: wie Mij zal belijden voor de mensen, Die zal Ik belijden voor Mijn Vader Die in de hemelen is. Aarde en hemel zijn kruiselings verbonden. Wie op aarde voor Zijn Heiland opkomt, mag zeker weten: mijn Heiland komt voor mij op voor het aangezicht van de Vader, tot vrijspraak, tot gebedsverhoring, tot meerdere genade.

Uiteraard betekent dat niet dat we door Jezus op aarde te belijden verdienen dat Jezus in de hemel ons belijdt. Uiteraard niet. Maar het is wel met elkaar verbonden. Jezus bemoedigt hier: als ik voor de mensen iets goeds van Hem zeg, dan mag ik weten dat mijn Heiland nu mijn naam neerlegt voor de Vader en dat Hij me zo onder Gods vaderlijke zorg stelt.

Bedreiging

Aangrijpend is hoe Jezus in het volgende vers een bedreiging toevoegt: wie Mij loochent voor de mensen, die zal Ik loochenen voor Mijn Vader. Als je op aarde onder de mensen ontkent dat je bij Jezus hoort, zal Jezus voor de Vader ontkennen dat je bij Hem hoort. Bijzonder is dan weer wel hoe het Petrus verging. Hij verloochende Jezus. Van tevoren deed Jezus voorbede voor hem, na het gebeuren nam Jezus hem weer in genade aan.

Jezus weet hoe een mens uit zwakheid en angst kan zwijgen waar die spreken moet, iets kan zeggen wat anders had gemoeten. Met de bedreiging zegt Jezus dan ook niet dat wie Hem verloochent altijd verloochend zal worden voor de Vader. Nee, zodra iemand die zwak is geweest met berouw om vergeving bidt, zal die Jezus weer terug hebben als voorbidder.

Bijzonder hoe de Heere Jezus zo ons belijden onder de mensen verbindt met Zijn staan voor God de Vader. In de Heere Jezus zijn werkelijk aarde en hemel verenigd. Dat zal helemaal indrukwekkend naar voren komen op de oordeelsdag. Dan zal Jezus voor allen die Hem belijden tot Zijn Vader bidden en zo is hun zaligheid zeker. Omgekeerd zal ieder die in zijn leven bleef volharden in het verloochenen van Hem, op die dag meemaken dat Jezus niet voor hem zal intreden. Hij zal merken dat Jezus dan ook niet bij hem wil horen. 

Vol vertrouwen

Met al die grote dingen die de Heere Jezus spreekt, sterkt Hij ons tot Zijn roeping: Hem belijden voor de mensen midden in het gewone, dagelijkse leven. Hij dringt er krachtig op aan, maar leert ons tegelijk het heel onbevangen en vol vertrouwen te doen. Laten we er maar voor uitkomen en ons niet schamen. Juist door dat gewone belijden in het dagelijkse leven eren we de Heere en kan de Heere anderen roepen. Ook weer heel bijzonder: als we ineens het middel blijken te worden waardoor een medemens God leert kennen.

P.F. Bouter